Tafsier soerat Al-Baqarah vers 173 – 176

8218
Vers 173:
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ الْمَيْتَةَ وَالدَّمَ وَلَحْمَ الْخِنزِيرِ وَمَا أُهِلَّ بِهِ لِغَيْرِ اللّهِ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلاَ عَادٍ فَلا إِثْمَ عَلَيْهِ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
Nadat Allah gesproken had over de toegestane etenswaren, bracht Hij het verbod op verdorvenheden ter sprake. Zaken zoals kadavers, bloed, varkensvlees en offers die aan een ander dan Allah zijn gebracht. Dit verbod is bedoeld om ons te behoeden voor het slechte. Toch wordt er in geval van noodzaak, zoals honger of dwang, een uitzondering hierop gemaakt en wordt het de persoon niet kwalijk genomen als hij hiervan zou eten. Het is zelfs verplicht voor hem om hiervan voldoende te eten om in leven te blijven, want het is verboden om jezelf naar de afgang te helpen.
Deze versoepeling aangaande dit Voorschrift is een blijk van de Barmhartigheid van Allah. Vandaar dat Hij het vers eindigt met de Woorden (interpretatie van de betekenis): “Waarlijk, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Genadevol.”
Dit vers ligt ten grondslag aan een belangrijke Islamitische stelregel, namelijk ‘de noodzaken staan de verboden toe’. Dus als een persoon zich genoodzaakt voelt tot een verboden zaak, dan is hem dit toegestaan gemaakt.
Vers 174:
إِنَّ الَّذِينَ يَكْتُمُونَ مَا أَنزَلَ اللّهُ مِنَ الْكِتَابِ وَيَشْتَرُونَ بِهِ ثَمَناً قَلِيلاً أُولَـئِكَ مَا يَأْكُلُونَ فِي بُطُونِهِمْ إِلاَّ النَّارَ وَلاَ يُكَلِّمُهُمُ اللّهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلاَ يُزَكِّيهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
Dit kan gezien worden als een ernstige waarschuwing richting degenen die de Openbaring probeert achter te houden. Allah is een verbond aangegaan met de mensen van kennis om de door hen verworven kennis openbaar te maken. Dus wanneer iemand het wereldse verkiest boven het nakomen van dit Goddelijke verbond, dan is hij bezig zijn buik te vullen met vuur. Want het geld dat zij hebben verkregen, is op de meest verwerpelijke manier verworven. Vandaar dat de Bestraffing die hen toekomt passend is aan de zonde die zij hebben gepleegd.
Ook zullen zij op de Dag des Oordeels niet aangesproken worden door hun Heer. Hij wendt Zich af van hen en spreekt Zijn Toorn uit over hen. Dit ervaren zij als het meest zware dat hen overkomt. Tevens worden zij niet gereinigd van de slechte gedragingen en kunnen zij niet terugvallen op prijzenswaardige daden.
De reiniging is in hun geval uitgebleven, omdat zij niet gekomen zijn met de daarvoor bestemde aanleiding, namelijk het volgen van het Boek van Allah, het zich daardoor laten leiden en het uitnodigen ernaar.
Vers 175:
أُولَـئِكَ الَّذِينَ اشْتَرَوُاْ الضَّلاَلَةَ بِالْهُدَى وَالْعَذَابَ بِالْمَغْفِرَةِ فَمَا أَصْبَرَهُمْ عَلَى النَّارِ
Zij die het Boek van Allah hebben verwaarloosd, zich daarvan hebben afgewend, dwaling boven leiding en de Bestraffing boven de Vergeving hebben verkozen, kunnen slechts rekenen op het Vuur. De vraag die de gemoederen bezighoudt, is hoe zij dit kunnen doorstaan? En waar vinden zij het nodige geduld daarvoor?
Vers 176:
ذَلِكَ بِأَنَّ اللّهَ نَزَّلَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ وَإِنَّ الَّذِينَ اخْتَلَفُواْ فِي الْكِتَابِ لَفِي شِقَاقٍ بَعِيدٍ
De voorgenoemde bestraffing vloeit voort uit de Rechtvaardigheid van Allah. Degenen die Zijn Leiding in de wind hebben geslagen, komen dan ook voor niets anders in aanmerking. Zijn Rechtvaardigheid schrijft voor dat wie goed doet, goed ontmoet. En wie slecht doet, slecht ontmoet. In het Boek dat Hij heeft neer gezonden is Leiding opgenomen die ons in staat stelt om onderscheid te maken tussen de Waarheid en de Valsheid. Het is dan ook terecht dat het verwaarlozen van dit Boek met de meest verschrikkelijke bestraffing vergolden wordt.
Degenen die twisten omtrent het Boek, sommige verzen voor waar aannemen en andere weer verwerpen en het Boek naar hun eigen valse verlangens verdraaien, bevinden zich op verre afstand van de Waarheid. Hun afwijzing van het Boek heeft ertoe geleid dat zij verdeeld raakten en uiteen zijn gevallen, terwijl degenen die zich aan het Boek hebben gehouden het eens met elkaar zijn, onderlinge liefde en genegenheid genieten en een eenheid vormen.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah