Influisteringen rondom het reinigen

13604

Vraag:

Ik onderga veel moeite bij het verrichten van de grote wassing. In eerste instantie reinig ik mijzelf door middel van water en vervolgens verricht ik Al-Istindjaa’ (het met water wassen van het geslachtsdeel). Dit doe ik soms wel eenentwintig keer of meer. Desondanks merk ik dat ik er nog steeds viezigheid is, waardoor ik me nogmaals reinig met water. Dit alles zorgt ervoor dat ik een groot deel van mijn tijd steek in het reinigen en als gevolg hiervan lichamelijke klachten ondervind. Wat is uw mening hierover? En bij welk aantal is er, bij het verrichten van Istidjmaar (het zich reinigen met stenen, papier enz.) sprake van Tahaarah (reinheid)?

Antwoord:

Al-hadath al-akbar (letterlijk: de grote gebeurtenis): Hieronder valt menstruatie, kraamperiode en de toestand van Djanaabah (toestand waarin men verkeert na het hebben van gemeenschap). De wassing hiervoor moet gebeuren door middel van Istindjaa’ en vervolgens dient het algehele lichaam in contact te zijn geweest met water. Wat betreft het vrijkomen van een wind, urine, ontlasting en voorvocht, dan is er sprake van al-hadath al-asghar (letterlijk: de kleine gebeurtenis) en dit is waarschijnlijk hetgeen waar jij op doelt. De geleerden van de permanente fatwaa commissie hebben hierover het volgende gezegd:

Al-hadath al-asghar vereist het verrichten van de kleine wassing. Hieronder valt het vrijkomen van een wind, urine, ontlasting, het eten van kamelenvlees en slapen. Al-hadath al-akbar vereist het verrichten van de grote wassing. Hieronder valt het hebben van geslachtsgemeenschap, zaadlozing, menstruatiebloed of kraambloeding.

(Fataawaa al-ladjnat ad-Daai’ma, boekdeel 4, blz. 112)

Bij het verrichten van Istidjmar is het van belang dat dit minimaal drie keer gebeurt en dat de onreinheden verdwijnen. Wanneer men bij de laatste veeg geen sporen meer aantreft van onreinheden, dan heeft at-Taharaa plaatsgevonden.

Salman (moge Allah weltevreden met hem zijn) heeft gezegd: “De Profeet heeft het ons afgeraden om de Istindjaa’ met minder dan drie steentjes te verrichten.”

De volgende vraag is voorgelegd aan de geleerden van de permanente fatwaa commissie:

“Bij het verrichten van Istindjaa’ kan de man zijn afscheidingswegen reinigen met steentjes. Met wat dient de vrouw zich te reinigen als er geen water aanwezig is?”

“Buiten botten en ontlasting om kan men zich reinigen met alles wat rein is. In dit geval geldt dit als vervanging van water. Dit geldt voor zowel de man als vrouw. Drie steentjes voor beide wegen. Wanneer dit aantal niet voldoende is, dient men door te gaan tot men zich heeft ontdaan van deze onreinheden. Het verdient de voorkeur dat men bij een oneven aantal stopt. Als bij de vierde veeg de plek schoon is, is het hem voorgeschreven om hier nog een aan toe te voegen. En als na de zesde keer de plek schoon is, is het hem gegeven om hier een zevende aan toe te voegen. Dit alles handelend naar de woorden van de Profeet: “Degene die Istidjmaar verricht dient dit oneven te doen.”

(Fatawaa al-ladjnat ad-Daaima, boekdeel 4, blz. 36)

Hebben we het daarentegen over het wassen van de afscheidingswegen met water, dan is hier geen aantal aan gebonden. Hierbij is het van belang dat de plek schoon wordt gemaakt totdat jij het sterke vermoeden hebt dat er geen sporen meer zijn overgebleven. Het hebben van een sterk vermoeden is in dit geval genoeg. Met zekerheid kunnen stellen is in dit geval dus geen voorwaarde.

Het overdrijven hierin behoort tot de influisteringen van de Shaytaan. De Shaytaan heeft als doel om de aanbiddingen van een moslim zwaar te maken, zodat hij deze uiteindelijk zal verlaten. Of dat hij zich gaat storen aan zijn aanbiddingen, wat uiteindelijk alleen verdriet en benauwdheid met zich meebrengt. Het is jouw plicht om je te beperken tot datgene wat overgeleverd is en hier niets aan toe te voegen of af te halen. Wanneer de Shaytaan jou dus influistert dat jij geen woedoe’ hebt, kijk hier dan niet naar om, totdat Allah jou uiteindelijk verlost van deze influisteringen.

Sheikh Ibn Baaz heeft gezegd:

“Een gelovige moet de Shaytaan als vijand nemen, hem bevechten en zich niet aan hem over te geven. Wanneer hij jou influistert dat jij geen woedoe’ hebt verricht of niet hebt gebeden, terwijl jij er zeker van bent dat jij dat wel hebt gedaan, geef hier dan geen gehoor aan. Wees er zeker van dat jij het hebt verricht, en verricht het gebed dan ook niet opnieuw. Zoek in dit geval jouw toevlucht bij Allah tegen de Shaytaan.

Dit is hoe een gelovige moet zijn. Hij moet de Shaytaan hevig bevechten, zodat hij hem niet in zijn greep zal houden en schade zal berokkenen. Op het moment dat hij de mens in zijn greep heeft, zal hij hem bespelen als een waanzinnige. Het is dus de plicht van de gelovigen om op hun hoede te zijn voor deze vijand van Allah en om onze toevlucht te zoeken bij Allah tegen zijn listen. Men moet geduldig hierin zijn, zodat hij niets van zijn gebed, woedoe’, takbier of wat dan ook nodeloos gaat inhalen.

Ditzelfde geldt ook als hij tegen jou zegt: Jouw kleding is onrein, of de plek waar jij bidt en jouw gebedskleed is onrein. Geef hier geen gehoor aan, omdat hij liegt. Zoek jouw toevlucht bij Allah tegen zijn verdorvenheden en bidt op de plek waar jij gewoon bent om te bidden en het gebedskleed waar jij normaal gesproken op bidt. Een uitzondering hierop is wanneer jij met je eigen ogen ziet dat er onreinheden zijn.”

(Fataawaa noer cala darb, boekdeel 1, blz. 77-78)

Wij vragen Allah om jou wegwijs te maken en succes te schenken.

Islamqa.com