Iemand
die kennis vergaart dient te weten dat het geven van juridische oordelen (fataawa)
in de Islam een enorme verantwoordelijkheid is. Hij behoort zich te
onthouden van het geven van een fatwa zolang hij daartoe in staat is, zodat
hij zichzelf en zijn geloof beschermt.
De
metgezel Al-Baraa’ (moge Allah tevreden met hem zijn) zei: “Ik heb honderd
en twintig metgezellen van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) uit
Medina meegemaakt. Wanneer één van hen werd gevraagd over een zaak, zou hij
doorverwijzen naar een andere metgezel en deze zou hem ook doorverwijzen en
de volgende ook, totdat de vraagsteller weer bij de eerste metgezel uitkwam.”
Abdoellah ibn Mascoed
(moge Allah hem genadig zijn) zei: “Wie een oordeel aan de mensen geeft over
elke vraag die hem gesteld wordt, is een krankzinnige.”
Er werd
Al-Qaasim ibnoe Mohammed ibnoe Abi Bakr eens iets gevraagd, waarop hij
antwoordde: “Ik zou hier geen antwoord op kunnen geven.” De vraagsteller zei
hierop: “Ik ben naar u gekomen, omdat ik niemand anders ken dan u.” Al-Qaasim
-één van de grote bekende geleerden- zei: “Kijk niet naar de lengte van mijn
baard, noch naar het veelvoud van de mensen om me heen. Ik zweer bij Allah
dat ik geen antwoord erop kan geven.” Vervolgens zei een oude man van
Qoeraysh die naast hem zat: “O zoon van mijn broeder, wees hierin
standvastig, want ik zweer bij Allah dat ik jou in een zitting nooit zo
nobel heb gekend als vandaag.” Vervolgens vulde Al-Qaasim aan: “Ik zweer bij
Allah, het is voor mij geliefder dat mijn tong eraf wordt gehakt dan dat ik
over iets oordeel waarover ik geen kennis heb.”
Ook werd
imam Maalik over een zaak gevraagd, waarop hij antwoordde: “Ik weet het niet.”
Er werd hem gezegd: “O imam Maalik, het is een lichte en een eenvoudige zaak.”
Waarna hij woedend werd en zei: “Er is niets eenvoudig wat betreft kennis.
Heb je de volgende woorden van Allah niet gehoord? (interpretatie van de
betekenis):
“Voorwaar, Wij zullen
zware Woorden tot jou neerzenden.”
(Soerat al-Moezzammil:
5)
De gehele kennis is
zwaar en vooral waarover men op de Dag des Oordeels gevraagd zal worden.
Ook zei Soefyan ibn
cOeyaynah: “De mensen die het meest moed hebben om een fatwa te
geven, zijn degene die het minste kennis bezitten.”
Er werd Ash-Shacbiy
gevraagd over iets, waarop hij antwoordde: “Ik weet het niet.” Daarna werd
hem gezegd: “Schaamt u zich niet om het feit dat u de volgende uitspraak
deed; ‘ik weet het niet’, terwijl u de grootste geleerde van Irak bent?” Hij
antwoordde hierop met de volgende woorden: “Ook de Engelen schaamden zich
niet, toen zij zeiden (interpretatie van de betekenis):
“Wij hebben geen kennis,
behalve wat U
(O Allah) ons
onderwezen hebt.”
(Soerat al-Baqarah: 32)
Ibn Wahb verhaalt dat hij imam Maalik hoorde zeggen: “Haastig
zijn in het geven van een fatwa is een vorm van onwetendheid.”
|