cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 77 en 78

6067
Uitleg hadieth 77:
عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ – رضي الله عنه – : أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ – صلى الله عليه وسلم – قَالَ : (( إذَا صَلَّى أَحَدُكُمْ لِلنَّاسِ فَلْيُخَفِّفْ فَإِنَّ فِيهِمْ الضَّعِيفَ وَالسَّقِيمَ وَذَا الْحَاجَةِ , وَإِذَا صَلَّى أَحَدُكُمْ لِنَفْسِهِ فَلْيُطَوِّلْ مَا شَاءَ )) . السقيمُ : المريضُ .
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) overlevert dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Als iemand van jullie voorgaat in het gebed, dan moet hij het gebed niet al te zwaar maken. Want onder de mensen die achter hem staan, bevinden zich de zwakkeren, de zieken en anderen die iets te doen hebben. Maar wanneer één van jullie alleen bidt, mag hij het gebed zo lang houden als hij wil.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Uitleg hadieth 78:
وَمَا فِي مَعْنَاهُ مِنْ حَدِيثِ أَبِي مَسْعُودٍ الأَنْصَارِيِّ – رضي الله عنه – قَالَ : (( جَاءَ رَجُلٌ إلَى رَسُولِ اللَّهِ – صلى الله عليه وسلم – فَقَالَ : إنِّي لأَتَأَخَّرُ عَنْ صَلاةِ الصُّبْحِ مِنْ أَجْلِ فُلانٍ , مِمَّا يُطِيلُ بِنَا , قَالَ : فَمَا رَأَيْتُ النَّبِيَّ – صلى الله عليه وسلم – غَضِبَ فِي مَوْعِظَةٍ قَطُّ أَشَدَّ مِمَّا غَضِبَ يَوْمَئِذٍ , فَقَالَ : يَا أَيُّهَا النَّاسُ , إنَّ مِنْكُمْ مُنَفِّرِينَ , فَأَيُّكُمْ أَمَّ النَّاسَ فَلْيُوجِزْ , فَإِنَّ مِنْ وَرَائِهِ الْكَبِيرَ وَالضَّعِيفَ وَذَا الْحَاجَةِ )) .
Aboe Mascoed al-Ansaari zegt: “Er kwam eens een man naar de Profeet (vrede zij met hem) en zei tegen hem: ,,De reden waarom ik wegblijf bij het ochtendgebed, is vanwege die en die persoon die het gebed te lang houdt.” Aboe Mascoed al-Ansaari zegt vervolgens: ,,Ik heb de Profeet (vrede zij met hem), tijdens het uitspreken van vermanende woorden, nog nooit zo boos zien worden zoals op die dag en hij zei: ,,O verzameling mensen, er is een aantal onder jullie dat andere mensen wegjaagt. Dus wanneer iemand van jullie de mensen voorgaat in het gebed, laat hem dit kort houden. Want achter jullie staan oudere mensen, kleine kinderen en mensen die nog iets te doen hebben!”
Aboe Mascoed is cOeqbah ibnoe cAmr ibnoe Thaclabah al-Ansaari en hij is één van de Khazradj. Hij heeft de Eed van al-cAqabah bijgewoond. Ook heeft hij de slag van Oehoed en alle andere slagvelden daarna meegemaakt. Al-Boekhaari meent dat hij ook de slag van Badr heeft bijgewoond. Hij is in het jaar 40 van al-Hidjrah overleden. Ibnoe Hadjar zegt zelfs dat hij later dan het jaar 40 is overleden.
In de eerste overlevering die wij hebben voorgedragen, vertelt Aboe Hoerayrah dat de Profeet (vrede zij met hem) degene die voorgaat in het gebed, heeft opgedragen om het gebed enigszins te verlichten voor de mensen en niet al te lang te houden. Dat betekent dat hij minstens met de verplichte daden en uitspraken, waarvan de correctheid van het gebed afhankelijk is, moet komen.
Dit advies is bedoeld om de zaak makkelijker te maken voor degenen die achter de imam staan te bidden. Want zo bevinden zich achter de imam ook mensen die niet over veel kracht beschikken om een lang gebed aan te kunnen. Natuurlijk kunnen zich onder hen ook zieken bevinden en andere mensen die nog dingen te doen hebben.
En al deze categoriën mensen hebben het hard nodig dat het gebed kort wordt gehouden. Wanneer een persoon alleen staat te bidden, dan is er niets op tegen om het gebed lang te maken. Want dan is hij niemand tot last.
In de overlevering daarna vertelt Aboe Mascoed dat een man bij de Profeet (vrede zij met hem) was gekomen om zijn beklag te doen over zijn imam. Hij plachte namelijk het gebed lang te houden. Dit heeft er zelfs toe geleid dat de man wegbleef bij het ochtendgebed en dus het gezamenlijke gebed miste. Na het horen van deze woorden werd de Profeet (vrede zij met hem) ontzettend boos. Terwijl hij blijk gaf aan zijn boosheid, sprak hij de mensen vermanend aan en hij zei dat er mensen onder hen zijn die andere mensen wegdrijven en dus van daden van aanbidding afhouden. Hij beval vervolgens degenen die voorgaan in het gebed om het gebed kort te houden, rekening houdend met de mensen die achter hem staan.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. De Profeet (vrede zij met hem) heeft de imam opgedragen om het gebed kort te houden, rekening houdend met de mensen die achter hem staan. Vooral met degenen die om een goede reden een lang gebed niet aankunnen.
  2. Dat het verboden is om het gebed zo lang te houden, dat de mensen daardoor geïrriteerd raken en boos worden.
  3. Wanneer een imam een gebed lang houdt, dan kan dat ertoe leiden dat sommige mensen het gezamenlijke gebed verlaten.
  4. De aandacht die de Profeet (vrede zij met hem) had voor zijn gemeenschap en de omstandigheden van de mensen.
  5. Dat het toegestaan is om boos te worden tijdens het houden van een preek of het uitspreken van vermanende woorden, want dat kan natuurlijk meer effect hebben op de toehoorders.
  6. Oorspronkelijk dienen een preek of vermanende woorden, gericht te zijn aan iedereen in het algemeen. Behalve als de prediker er een voordeel in ziet om de woorden aan één persoon of één specifieke groep te richten.
Het volgende hoofdstuk dat wij gaan behandelen gaat over de wijze van het verrichten van het gebed van de Profeet (vrede zij met hem). Dit is een ontzettend belangrijke hoofdstuk dat natuurlijk ook al onze aandacht verdient. Want een gelovige zal nooit in staat zijn om het gebed naar behoren te verrichten en volgens de richtlijnen die Allah, de Verhevene, voor ons heeft uitgestippeld, behalve als hij de wijze van het gebed van de Profeet (vrede zij met hem) kan achterhalen. Vandaar dat de Profeet (vrede zij met hem) ook in een overlevering heeft gezegd: “Verricht het gebed zoals jullie mij het gebed hebben zien verrichten.”
Het is zijn (vrede zij met hem) gebed dat als volledig en volmaakt aangemerkt wordt en dat vrij is van alle gebreken en mankementen. Aldus dienen wij hem (vrede zij met hem) daarin te volgen.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah