cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 85

6613
Uitleg hadieth 85:
عَنْ الْبَرَاءِ بْنِ عَازِبٍ رضي الله عنهما قَالَ : (( رَمَقْتُ الصَّلاةَ مَعَ مُحَمَّدٍ – صلى الله عليه وسلم – فَوَجَدْتُ قِيَامَهُ , فَرَكْعَتَهُ فَاعْتِدَالَهُ بَعْدَ رُكُوعِهِ , فَسَجْدَتَهُ , فَجِلْسَتَهُ بَيْنَ السَّجْدَتَيْنِ , فَسَجْدَتَهُ فَجِلْسَتَهُ مَا بَيْنَ التَّسْلِيمِ وَالانْصِرَافِ : قَرِيباً مِنْ السَّوَاءِ )) . وَفِي رِوَايَةِ الْبُخَارِيِّ (( مَا خَلا الْقِيَامَ وَالْقُعُودَ قَرِيباً مِنْ السَّوَاءِ )) .
In deze overlevering zegt al-Baraa’ ibnoe cAazib (moge Allah weltevreden met hem zijn): “Ik keek eens aandachtig naar het gebed van Mohammed (vrede zij met hem). Wat mij toen opviel was dat hij evenveel tijd trok voor zijn staande positie, als voor zijn Roekoec, zijn staan na de Roekoec, zijn Soedjoed, zijn zitten tussen de beide Sadjdatain (prosternaties) en zijn zitten na de Tasliem.”
Al-Baraa’ ibnoe cAazib ibn ul-Haarith al-Ansaari al-Awsy heeft de slag van Oehoed meegemaakt en alle slagvelden die daarop volgden. Hij moest echter de slag van Badr aan zich voorbij laten gaan, omdat hij toen nog te jong was. Ook hij heeft zich later gevestigd in al-Koefaa en is daar overleden in het jaar 72 na al-Hidjrah.
Al-Baraa’ vertelt ons dat hij een keer aandachtig naar het gebed van de Profeet (vrede zij met hem) heeft gekeken om uiteraard van hem te leren, zodat hij in de toekomst het gebed op dezelfde wijze zoals die van de Profeet (vrede zij met hem) zal verrichten. Wat hem opviel was dat de Profeet (vrede zij met hem) alle handelingen van het gebed evenveel tijd gaf. Dus ieder stadium van het gebed nam evenveel tijd in.
De enige handelingen die hij hier niet benoemt zijn het staan voor het reciteren van de Koran en het zitten voor het opzeggen van de Tashahhoed. Het is ook logisch dat deze twee posities een langere tijd in beslag nemen, want tijdens deze handelingen worden natuurlijk Soerat al-Faatihah en een andere Soerah gereciteerd, wordt de Tashahhoed voorgedragen en worden er smeekbeden verricht. En deze nemen nou eenmaal meer tijd in dan de zaken die tijdens de Roekoec, de Soedjoed, of tijdens het zitten tussen de (twee) Sadjdatain worden gezegd.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. De aandacht die de metgezellen hadden voor de Soennah. Hier specifiek voor de manier waarop de Profeet (vrede zij met hem) het gebed plachte te verrichten. Dit zodat zij hem (vrede zij met hem) daarin konden volgen en zijn Soennah later aan de gemeenschap zouden doorgeven.
  2. Het gebed dient zodanig verricht te worden dat de Roekoec, het opstaan na de Roekoec, de prosternatie en het zitten tussen beide prosternaties, evenveel tijd innemen.
  3. Dat de imam na het verrichten van de Tasliem een tijd kan blijven zitten die gelijk is aan de tijd die hij besteedde aan zijn Roekoec en Soedjoed.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah