Profeet Moesa – 1

52844

Yacoeb en zijn familie verhuisden naar Egypte om bij Yoesef te wonen. De mensen van Egypte hielden veel van hun gasten. Dit bleef een lange tijd zo. De Egyptenaren herinnerden zich hoe goed Yoesef en zijn familie en nakomelingen voor hun waren. Maar later veranderden de zaken. Het gedrag van de nakomelingen van Yacoeb, die de Banoe Israa’iel (Kinderen van Israël) werden genoemd, raakte bedorven, en ze hielden op met het aanbidden van Allah.

De bewoners van Egypte veranderden van houding tegenover Banoe Israa’iel. Egypte kreeg een bijzonder tirannieke man als leider. Allah noemt hem in de Koran Fircawn (Farao). Hij dacht dat zijn volk, de Kopten, een ras waren om te heersen en de Banoe Israa’iel een ras om als slaven te dienen.

Alle mannelijke baby’s moesten dood

Op een dag gaf Fircawn (Farao) het bevel om alle mannelijke baby’s te doden die vanaf die dag geboren werden bij Banoe Israa’iel. Hij gaf dit bevel, omdat hij had gehoord dat Banoe Israa’iel zeiden, dat zij de geboorte van hun verlosser verwachtten. Deze verlosser zou Fircawn en zijn aanhangers vernietigen.

Fircawn probeerde op deze manier zijn troon en zijn aanzien bij zijn gemeenschap te beschermen. Hij maakte van Banoe Israa’iel slaven. Zij moesten alles voor hem doen en hij deed hen veel pijn. Hij was bang dat de aankomende verlosser Banoe Israa’iel van hem zou bevrijden. Hij beweerde dat hij god was en hij was bang dat de aankomende verlosser niet in hem zou geloven en dat zijn komst ook zijn einde zou betekenen. Dus hij deed er alles aan om dit tegen te gaan. Alle tirannen zijn zo; ze zijn altijd bereid iedereen te doden, zelfs baby’s, als ze maar aan de macht blijven.

Maar als Allah iets wil, niemand kan dat tegenhouden. Allah had besloten dat deze verlosser op een schitterende wijze werd gered. Hij had besloten dat Moesa in leven zou blijven en dat hij in het huis van de Farao, recht onder zijn eigen neus, zou worden opgevoed.

Moesa wordt grootgebracht door Fircawn

De zwangerschap van de moeder van Moesa was Qawmoe Fircawn (het volk van Fircawn, de Kopten) niet opgevallen. Dit was een gunst van Allah, want het waren immers gevaarlijke tijden voor de pasgeborenen van Banoe Israa’iel. Toen de baby geboren werd openbaarde Allah aan de moeder van Moesa hoe ze hem kon beschermen als zij vreesde dat hij ontdekt zou worden: ze moest hem in een kistje leggen en vervolgens het op de zee laten drijven.

De zee dreef het kistje met Moesa erin weg, het gleed over de Nijl tot aan het paleis van de Farao, waar men het kistje met de baby oppakte.

De vrouw van de Farao was zo erg onder de indruk van Moesa, dat zij er bij haar echtgenoot op aandrong de baby niet te doden. Ze zei:

“Een verblijding van het oog voor mij en jou. Doodt hem niet, misschien zal hij ons van nut zijn, of kunnen wij hem als een zoon nemen.” (Soerah al-Qassas: 9)

De moeder van Moesa stuurde Moesa’s oudere zus om te kijken wat er met hem is gebeurd. Maar Allah had voor Moesa bepaald dat hij terug zou komen bij zijn moeder. De vrouw van de Farao ging namelijk op zoek naar een zoogvrouw voor Moesa. Maar Moesa wilde van niemand borstvoeding hebben. Totdat zijn zus naar de Farao ging en zei:

“Zal ik jullie iemand laten zien die hem zal verzorgen?” (Soerah Ta Ha: 40)

Wij brachten jou dan bij je moeder terug, zodat haar oog verblijd zou worden en dat zij niet bedroefd zou zijn. (Soerah Ta Ha: 40)

Moesa doodt een man uit het volk van Fircawn

Moesa groeide op in het paleis van de Farao tot een slimme en bekwame man. Op een dag liep Moesa op straat en zag twee mannen met elkaar vechten, een Egyptenaar en een Israëliet. De Israëliet vroeg Moesa om hulp, dus sloeg Moesa de Egyptenaar één keer met zijn vuist en hierdoor overleed de man. Moesa wilde de Egyptenaar niet doden, maar hij was zo sterk dat deze ene klap hem al doodde. Moesa betreurde het dan ook zeer en was berouwvol en bad tot Allah dat Hij hem zou vergeven. Dit deed Allah ook. De geruchten hadden het paleis van de Farao al bereikt dus besloot Moesa voor zijn leven te vluchten.

Moesa vlucht naar Madyan

Moesa vluchtte uit Egypte en kwam aan in Madyan, de stad van de Profeet Sjoecaib. De mensen daar waren Arabieren. Hij was erg moe van het reizen dus rustte Moesa uit onder een boom vlak bij een waterput. Moesa zag daar twee vrouwen, die ook hun schapen te drinken wilden geven. Maar ze konden het water uit de put niet bereiken. Moesa hielp hen toen om het water aan hun kudde te geven.

Toen de vrouwen thuiskwamen vertelden ze hun oude vader, Sjoecaib wat er was gebeurd. Hij stuurde één van hen terug om Moesa uit te nodigen bij hun thuis. Later bood de vader één van z'n dochters aan Moesa om mee te trouwen. Moesa accepteerde dit aanbod en leefde naderhand een gelukkig leven met zijn familie en de oude vader bij de put. Moesa bleef voor een periode van ongeveer tien jaar bij Sjoecaib.

Na deze periode vertrok Moesa met zijn familie. Op een avond verdwaalde hij in een donkere nacht. Hij zag een vuur in de richting van een berg en zei tegen z'n familie dat ze achter moesten blijven, waarop hij in z'n eentje besloot om het vuur te naderen. Toen hij in de vallei van Toewwa was aangekomen, zag hij iets vreemds; een struik dat in brand stond. Toen Moesa dichterbij kwam, hoorde hij een stem :

“O­ Moesa”, zei de stem, “Ik ben Allah”. De stem droeg hem vervolgens op naar de mensen te gaan, en hun te vertellen dat er maar één God is, namelijk Allah die hen geschapen heeft. Daarom moeten ze dankbaar zijn en alleen tot Hem bidden en streven om goede daden te doen. Verder zei Allah tegen Moesa dat hij zijn broer Haroen mee moest nemen en naar Farao en z'n volk moesten gaan om hem de boodschap van Allah door te geven”.