Anderen afluisteren

11358

Vraag:

Ik ben de broer van zowel jongens als meisjes. Om verderf te voorkomen luister ik op dit moment hun telefoongesprekken af. Op deze wijze kan ik het verderf goed afweren. Mijn vraag is wat uw mening hierover is? Zij weten namelijk niet dat ik ze afluister.

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

Mijn mening over deze zaak is dat dit behoort tot het bespioneren. En het is voor geen enkele persoon toegestaan om iemand anders te bespioneren. Wij kunnen namelijk alleen afgaan op wat wij zien. Zouden wij ons bezighouden met het bespioneren van mensen, dan zouden wij erg vermoeid raken. Wij zouden niet alleen vermoeid raken door het bespioneren zelf, maar ons geweten zou ook vermoeid raken door alles wat het hoort en ziet. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

"En bespioneert elkaar niet…"

(Soerat al-Hoedjoeraat: 12)

Hiervoor zegt Hij (interpretatie van de betekenis):

"O jullie die geloven, vermijd veel van de kwade vermoedens. Voorwaar een deel van de kwade vermoedens zijn zonden. En bespioneert elkaar niet…"

(Soerat al-Hoedjoeraat: 12)

Maar als je bepaalde signalen opmerkt die wijzen op kwaadaardige gesprekken, dan treft jou geen blaam om afluisterapparatuur te plaatsen zonder dat zij dit weten. Dit doe je met de voorwaarde dat je direct stopt met het afluisteren op het moment dat de zaak duidelijk is en dat je de persoon hierover aanspreekt. Het kan namelijk zo zijn dat als je doorgaat met het afluisteren, je meer zult horen wat je zult verafschuwen. Als iemand bijvoorbeeld weet dat er slechte gesprekken plaatsvinden, dan rust op hem de plicht om de desbetreffende persoon terecht te wijzen. Hij mag dit niet uitstellen tot de volgende dag. Er moet dus gelijk gestopt worden met het afluisteren zodra de zaak duidelijk is.

Maar het is een persoon niet gegeven om iemand slechts te beschuldigen of te verdenken van iets. Maar als men weet dat er iets slechts gaande is, dan is het hem toegestaan om afluisterapparatuur te plaatsen om de zaak te onderzoeken.

Sheikh Mohammed ibn Saalih al-cOethaymien (Fataawa al-Liqaa’ ish-Shahriy, nummer 50)