Relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem)

6633

Vraag:

Ik kom uit het Zuid-Indiase Kerala. Eén van onze moslimleiders beweert een haar van de Profeet (vrede zij met hem) te hebben en wil een moskee bouwen om deze in te bewaren. Dit zorgt voor veel controverse. Kunt u alstublieft duidelijkheid scheppen over at-Tabarroek1? Ik hoop een gedetailleerd antwoord te ontvangen op basis van de Koran en Soennah.

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

At-Tabarroek (het zoeken van zegeningen) uit de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) was iets dat werd gedaan in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem). Dit werd verricht met zaken zoals water dat overbleef van zijn Woedoe’, zijn kleding, voedsel en dranken, haar en alles van hem.

Het zoeken van zegeningen met iets dat zijn lichaam had aangeraakt (zoals water van Woedoe’, zweet, haar etc.), was bekend en toegestaan bij de metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn) en degenen die hen in waarheid volgden. Dit vanwege de goedheid en zegeningen die het bevatte. Ook keurde de Profeet (vrede zij met hem) dit goed.

In al-Mawsoeʿat ul-Fiqhiyyah staat vermeld: “De geleerden zijn het er unaniem over eens dat het toegestaan is zegeningen te zoeken middels de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem). De geleerden die gespecialiseerd zijn in de biografie van de Profeet (vrede zij met hem), zijn karakter en in overleveringen, halen vele overleveringen aan waarin wordt gesproken over hoe de nobele metgezellen zegeningen zochten middels verschillende relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem).

(al-Mawsoeʿat ul-Fiqhiyyah, boekdeel 10, blz. 70)

Deze Tabarroek (zoeken naar zegeningen) is niet toegestaan met iets anders dan de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem). Het is dus niet toegestaan om een parallel te trekken met de relikwieën van een ander dan die van de Profeet (vrede zij met hem). Het zoeken van zegeningen met relikwieën van een andere (deugdzame) persoon is een verwerpelijke innovatie en kan een middel zijn dat leidt naar Shirk.

Sheikh Ibn ul-ʿOethaymien heeft gezegd: “De metgezellen waren gewoon zegeningen te zoeken middels het zweet van de Profeet (vrede zij met hem). En waren gewoon zegeningen te zoeken met zijn speeksel, kleding en zijn haar. Maar bij iemand anders dan hij (vrede zij met hem) dient er geen zegeningen te worden gezocht met deze zaken. Zo kan er geen zegeningen worden gezocht met de kleding van een persoon, het haar, de nagels of iets anders. Behalve in het geval van de Profeet (vrede zij met hem).”

(Sharh Riyaad us-Saalihien, boekdeel 4, blz. 243)

Er is geen bewijs dat één van de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) nu nog bestaan. Iemand die dit claimt, heeft hier geen bewijs voor. Op basis hiervan is het voor niemand toegestaan om te beweren een relikwie van de Profeet (vrede zij met hem) te bezitten. Behalve als hij een duidelijk bewijs hiervoor heeft. En hoe zou diegene dit moeten hebben?

De grote geleerde en historicus Ahmad Pasha Taymoer heeft gezegd: “Er is geen geldig bewijs voor de haren die door mensen worden bewaard. Het kan iets zijn wat door de metgezellen was bewaard en dat dit hen bereikt heeft, maar het is moeilijk om te weten wat echt is en wat niet.”

(Al-Athaar un-Nabawiyyah)

De grote Hadiethgeleerde Mohammed ibn Naasir ud-Dien al-Albaanie (moge Allah genadig met hem zijn) heeft gezegd: “We dienen duidelijk te maken dat we geloven dat het toegestaan is zegeningen te zoeken middels de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) en hier niets op tegen hebben. Dit in tegenstelling tot wat onze tegenstanders over ons zeggen.

Maar dit (het zoeken van zegeningen) kent als voorwaarde om een goed geloof te hebben dat voorgeschreven is en acceptabel is bij Allah. Als een persoon geen goede moslim is, zal Allah hiermee niets van het goede voor hem brengen. Zo is het ook een voorwaarde dat degene die zegeningen wilt zoeken met één van de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) deze in zijn bezit dient te hebben en te gebruiken.

Maar we weten dat zijn relikwieën, zoals kleding, haar, etc., verloren zijn gegaan. En het is voor niemand mogelijk te bewijzen dat ze nog bestaan met duidelijk en zeker bewijs. Aangezien dit het geval is, is het zoeken van zegeningen met deze relikwieën in deze tijd irrelevant geworden. En is het slechts een theoretische zaak. Daarom dienen we er niet uitgebreid over te spreken.”

(at-Tawassoel: Anwaaʿoehoe wa Ahkaamoehoe)

Sheikh Ibn ul-ʿOethaymien werd gevraagd: “Wat is het oordeel over het zoeken van zegeningen met de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) na zijn dood, zoals zijn haar?” Hij antwoordde: “Het antwoord hierop is dat het niet mogelijk is om te bewijzen dat het een haar is van de Profeet (vrede zij met hem). Wat er gezegd wordt dat het in Egypte is waar relikwieën worden verzameld is niet correct en bestaat niet. Het is onbekend dat de metgezellen aandacht aan deze zaak besteedden. Behalve wat is overgeleverd van Oem Salamah (moge Allah weltevreden met haar zijn) dat zij enkele haren van de Profeet (vrede zij met hem) bewaarde in een zilveren bak. Als iemand ziek werd ging men naar haar toe. Zij goot er water overheen en verzamelde het water, waarna diegene het opdronk. Het is (tegenwoordig) niet mogelijk om te bewijzen dat dit daadwerkelijk het haar is van de Profeet (vrede zij met hem). De belangrijkste relikwieën zijn de teksten en overleveringen van de Islam, in tegenstelling tot de materiële relikwieën. Dit zijn dit zaken waartoe het hart neigt en waar het van kan houden. Waar het echt om gaat zijn de leerstellingen van de Islam die hij (vrede zij met hem) heeft nagelaten.”

(Doeroes lish-Shaykh il-ʿOethaymien, boekdeel 2, blz. 64)

Als een persoon echt wenst zegeningen te zoeken in zowel religieuze als wereldse zaken, dan dient hij de Profeet (vrede zij met hem) zowel uiterlijk als innerlijk te volgen, vast te houden aan zijn leiding, en zich te onthouden van wat hij heeft verboden aan woorden, daden en overtuiging. In dit alles bevindt zich goedheid en zegeningen.

Sheikh ul-Islaam Ibn Taymiyah heeft gezegd: “Toen de Profeet (vrede zij met hem) naar de mensen van Medina kwam, bracht hij grote zegeningen tot hen, aangezien zij in hem geloofden en hem gehoorzaamden. Hierdoor verkregen zij geluk in deze wereld en het Hiernamaals. Elke gelovige die gelooft in de Boodschapper (vrede zij met hem) en hem gehoorzaamt, zal iets van de zegeningen van hem ontvangen vanwege geloof en gehoorzaamheid. Hiermee zal goedheid worden bereikt in deze wereld en het Hiernamaals in een mate die slechts Allah kent.”

(Madjmoeʿ ul-Fataawa, boekdeel 11, blz. 113)

Sheikh al-Albaanie heeft gezegd: “Dat de Profeet (vrede zij met hem) het goedkeurde dat de metgezellen zegeningen zochten met zijn relikwieën en het aanraken ervan tijdens al-Hoedaybiyah en andere gelegenheden, was voor een belangrijk doel. Namelijk om de ongelovigen van Qoeraysh te beangstigen. En om de toewijding te benadrukken die de moslims hadden voor hun Profeet, hun liefde voor hem en hun bereidheid in hem te dienen en te respecteren. Maar we kunnen niet verbergen dat de Profeet (vrede zij met hem) hierna de moslims op een wijze en vriendelijke manier ontmoedigde om op deze manier zegeningen te zoeken. Hij (vrede zij met hem) droeg hen op om goede daden te verrichten die beter en meer van nut zijn bij Allah, de Verhevene. Dit blijkt uit de volgende overlevering. ʿAbdoerrahmaan ibn abie Qarraad (moge Allah tevreden met hem zijn) overleverde dat de Profeet (vrede zij met hem) op een dag de Woedoe’ verrichtte en de metgezellen zich veegde met zijn Woedoe’-water. De Profeet (vrede zij met hem) vroeg hen: “Waarom doen jullie dat?” Zij antwoordden: “Uit liefde voor Allah en Zijn Boodschapper.” Hierop antwoorde de Profeet (vrede zij met hem): “Wie Allah en Zijn Boodschapper wil liefhebben of wil dat Allah en Zijn Boodschapper hem liefhebben, laat hij dan eerlijk zijn als hij spreekt, waarheidsgetrouw zijn als hij wordt vertrouwd en vriendelijk zijn tegenover zijn buur.”

(at-Tabaraanie)

Dit is een overlevering met verschillende ketens van overleveraars en ondersteunende bewijzen in onder andere de Moeʿdjams van at-Tabaraanie.”

(At-Tawassoel, blz. 145)

Samengevat is de claim van deze man dat hij een haar bezit van de Profeet (vrede zij met hem) een claim waarvoor geen bewijs is. Sterker nog, het is slechts een bewering. Het is voor niemand toegestaan deze te accepteren of te geloven wat hij erover zegt. Vooral in zo’n zaak. Als het waar zou zijn, zou het geen geheim zijn maar iets dat wijdverspreid is. Er zou dan reden zijn om de overleveringen erover door te geven, de keten van overleveraars zou worden onderzocht en gecontroleerd en de zaak zou bekend zijn.

Tot slot is zijn plan verderfelijk om een moskee te bouwen om dit haar daarin te bewaren. Dit dient dan ook verworpen te worden. Door dit te doen volgt hij slechts de weg van de mensen van het Boek en leidt de mensen hiermee weg van de rechte Pad van Allah.

Het probleem van deze mensen was overdrijving die zulke zaken in hun gedachten rechtvaardigt. En ervoor zorgt dat zij het pad volgen van innovatie en dwaling. De moeder der gelovigen, ʿAa’ishah, heeft overgeleverd dat Oem Habiebah en Oem Salamah aan de Profeet (vrede zij met hem) vertelden een kerk met afbeeldingen te hebben gezien in Abessinië. Hij (vrede zij met hem) zei: “Als er een rechtschapen man tussen deze mensen was en kwam te overlijden, bouwden zij een plaats van aanbidding rondom zijn graf en plaatsten afbeeldingen erin. Zij zijn de meest slechte mensen bij Allah op de Dag der Opstanding.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Zij zijn vanwege deze daad de meest slechte mensen bij Allah op de Dag der Opstanding. Dit terwijl zij zeker waren van het lichaam van de Profeet van wie zij het graf tot een plaats van aanbidding hadden gemaakt. Wat dan te denken van degene die door Shaytaan wordt bedrogen in een zaak waarvan hij de correctheid niet kent. Ook kent hij geen enkele keten van overleveraars die hij als basis voor bewijs kan gebruiken. Hij doet iets dat wordt verworpen en niet door de Profeet (vrede zij met hem) is voorgeschreven aan zijn gemeenschap. Sterker nog, hij (vrede zij met hem) verbood zulke zaken en waarschuwde hen zo’n pad te volgen.

Hoe kan het dat de metgezellen en de Taabiʿien geen aandacht aan zo’n grote voortreffelijkheid hebben besteed? Waarom bewaarden zij de relikwieën van de Profeet (vrede zij met hem) niet, gaven deze door om ze zo te behouden en plaatsten enkele ervan in moskeeën?

Kortom, het zoeken van zegeningen met zijn haren is niet toegestaan en is een middel dat kan leiden tot Shirk, omdat het onmogelijk te bewijzen is dat het daadwerkelijk een haar van de Profeet (vrede zij met hem) is.

Om dezelfde reden is het niet toegestaan om er een moskee voor te bouwen om dit (haar) hierin te bewaren. Ook al zouden we aannemen dat het daadwerkelijk een haar van de Profeet (vrede zij met hem) betreft en is bewezen middels een onafgebroken correcte keten van overleveraars.

En Allah weet het het beste.

Islamqa.com

1.     Het vragen van zegeningen (Barakah), hopen het te krijgen en erin geloven.