Oprechtheid tijdens de Hadj

161

Om nog maar te zwijgen over datgene wat de hadj van velen in deze tijd raakt: het afgeleid zijn van daden van gehoorzaamheid doordat men foto’s van zichzelf maakt op de verschillende plaatsen van de Hadj.

Hij maakt foto’s van zichzelf bij elk ritueel, op elke rituele plaatsen bij elke handeling. Daarna stuurt hij de foto naar zijn collega’s, familieleden en vrienden zodat zij het kunnen zien. Bij zo een soort Hadj draait het erom dat anderen zijn Hadj kan zien. En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En de Hadj (bedevaart) naar het Huis (de Kaʿbah) is een verplichting die de mensheid aan Allah verschuldigd is.”

(Soerat Aali ʿImraan: 97)

En hij (de Profeet – vrede zij met hem) zegt in een overlevering: “Wie de Hadj verricht omwille van Allah en geen enkele obsceniteit begaat…”

(al-Boekhaarie)

Omwille van Allah wil zeggen ‘uitsluitend omwille van Allah’, zonder dat hij gezien wil worden door anderen.

Pronken in vroegere tijden vereiste dat iemand over de daad sprak. Als een persoon terugkwam van zijn Hadj, sprak hij met de mensen over zijn daden totdat hij hun waardering en bewondering verkreeg. Nu is dat niet nodig. Hij stuurt hen één voor één foto’s. In zo een mate dat het bij sommigen een ernstige en uiterst gevaarlijke kwestie is geworden.

We zien allen iemand die naar de rituele plaatsen komt, en vervolgens zijn handen heft als een persoon die Doeʿaa (smeekgebed) verricht. Vervolgens wordt er een foto gemaakt. Nadat de foto genomen is, brengt hij zijn handen weer omlaag. Hij hief zijn handen niet omwille van Allah. Hij hief zijn handen niet omwille van Allah! Hij hief zijn handen zodat de mensen zijn foto konden zien terwijl hij zijn handen heft. Maar in werkelijkheid werden zij niet geheven omwille van Allah. Zijn handen werden niet geheven omwille van Allah. Ze werden niet geheven om een smeekgebed voor Allah, de Geprezene en Verhevene, te verrichten. Ze werden geheven om een foto te maken.

Een nobele broeder die zich momenteel in onze zitting bevindt vertelde me dat hij in Masdjied un-Nabawie eens een persoon met zijn vriend zag lopen. Vervolgens ging die in de gebedspositie van Tashahhoed zitten. Vervolgens nam zijn vriend een foto en stond hij weer op. Een foto terwijl hij biddende was, terwijl hij niet aan het bidden was omwille van Allah. En hij verrichtte dit gebed niet. Hij verrichtte deze daad slechts om een foto te nemen. Dit is een ramp. Bij Allah, een uiterst ernstige catastrofe!

Samengevat is het aan de succesvolle pelgrim om diep bezorgd zijn om de acceptatie van zijn Hadj en uiterst zorgvuldig in de zaken die zijn daden te niet doen. Hij zal zijn Hadj niet in zijn boeken met goede daden treffen, behalve als hij het doet omwille van Allah en hiernaar streeft in overeenstemming met de Wetgeving van Allah. Oprechtheid tegenover Degene die aanbeden wordt (Allah) en de Boodschapper (vrede zij met hem) hierbij volgend. Zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Wie dus hoopt op de ontmoeting met zijn Heer, laat hem dan goede daden verrichten en geen deelgenoot aanroepen in de aanbidding van zijn Heer.”

(Soerat al-Kahf: 110)

En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Zodat Hij jullie op de proef stelt: wie van jullie het beste in daden is.”

(Soerat al-Moelk: 2)

Foedayl ibn ʿIyyaad (moge Allah genadig met hem zijn) zei: “De oprechte en juiste daad”. Hij werd gevraagd: “O Aboe ʿAli , wat is de oprechte en juiste daad?” Hij antwoordde: “Als de daad oprecht wordt verricht maar niet op de juiste manier, dan wordt het niet geaccepteerd. En als het op de juiste manier wordt verricht, maar niet oprecht (omwille van Allah), wordt het niet geaccepteerd. Dit totdat het oprecht en juist is. De oprechte daad is datgene dat slechts omwille van Allah wordt gedaan. En de juiste daad is datgene dat in overeenstemming is met de Soennah.”

Sheikh ʿAbdoer-Razzaaq ibn ʿAbdil-Moehsin al-Badr
(uitgetikt audiofragment)