Aboe Hoerayrah overlevert dat         Aboe Jahl zei: “Durft Mohammed, terwijl hij onder jullie verblijft,         zijn gezicht (prosternerend) ter         aarde te werpen?!” Hij (Aboe Hoerayrah) zei: ,,Er werd geantwoord: ,,Ja.”         Hij (Aboe         Jahl) zei:         ,,Bij Laat en cOezzah, als ik hem dat zie doen dan zal ik hem         op zijn nek trappen, of ik zal zijn gezicht in de grond drukken.” Hij (Aboe         Hoerayrah)         zei: ,,Hij liep af op de Boodschapper van Allah terwijl hij het gebed         aan het verrichten was, met de bedoeling om hem op zijn nek te trappen.         Ineens werden zij verrast door het terugdeinzen van Aboe Jahl die zijn         handen opwierp alsof hij zich wilde afschermen van iets.” Hij zei: ,,Er         werd hem gevraagd: ,,Wat is er met jou aan de hand?” Hij (Aboe Jahl) antwoordde: ,,Waarlijk, tussen mij en hem bevond zich een greppel met         vuur, verschrikking en vleugels.” De Boodschapper van Allah zei: ,,Als         hij nog dichterbij was gekomen dan hadden de engelen hem uiteengereten,         lichaamsdeel voor lichaamsdeel.”
(Moeslim)