Alle lof zij Allah.
In de Heilige Koran staat duidelijk vermeld dat de beproeving van Zijn Profeet Ayyoeb, niet was wegens een bestraffing van een zonde of daad van ongehoorzaamheid. Dit is echter om een reden gedaan die bekend is bij Allah, de Verhevene. Mogelijk is één van de redenen het verhogen van zijn status middels zijn geduld, zodat hij op de Dag des Oordeels een verheven status heeft.
Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En neem een handvol gewas en sla daarmee. En verbreek jouw eed niet. Voorwaar Wij troffen hem geduldig aan, een voortreffelijke dienaar. Voorwaar, hij keerde berouwvol terug.”
(Soerat Saad: 44)
Dit is in het licht van lof en verhoging van status, en dit is anders dan in het licht van berisping die genoemd wordt in het verhaal van Yoenoes. Allah, de Verhevene, zegt daarover (interpretatie van de betekenis):
“Toen werd hij door de grote vis opgeslokt. En hij had daarvoor een zonde begaan. Als hij daarna niet behoorde tot degenen die Allah verheerlijkten. Dan zou hij zeker in zijn buik blijven tot aan de Dag waarop zij opgewekt zullen worden. Maar wij wierpen hem aan wal, terwijl hij zwak was.”
(Soerat as-Saaffaat: 142-145)
In de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) is een overlevering waarin staat dat Ayyoeb onschuldig was van iedere zonde die aanleiding zou kunnen zijn voor de ziekte die hem trof. Er is overgeleverd van Anas ibn Maalik dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: “Waarlijk, Ayyoeb, de Profeet van Allah, is voor achttien jaren beproefd, toen hij gemeden werd door familieleden en onbekenden, behalve twee van zijn broeders, die hem het meest nabij stonden. Zij kwamen naar hem toe in de ochtend en in de avond. Eén van hen zei tegen zijn metgezel: “Bij Allah, Ayyoeb moet een zonde hebben begaan die niemand anders ooit heeft begaan.” Zijn metgezel zei: “Waarom is dit zo?” Hij zei: “Achttien jaren lang, en Allah heeft hem geen genade geschonken, of hem verlichting gebracht.” Toen zij hem kwamen opzoeken in de avond, kon de man het niet laten om niks hierover te zeggen tegen hem. Ayyoeb zei: “Ik weet niet waar hij het over heeft, maar Allah weet dat als ik nu langs twee mannen zou komen die aan het ruziën zijn en Allah noemen, ik naar mijn huis zou gaan om vergeving voor hen te vragen, omdat ik niet wil dat Allah genoemd wordt, behalve op een goede manier.”
(Aboe Yacla in Moesnad, boekdeel 6, blz. 299;
Ibn Hibbaan in Sahieh, boekdeel 7, blz. 159
al-Haakim in al-Moestadrak, boekdeel 2, blz.635)
Deze overlevering is Sahieh verklaard door Ibn Hibbaan. Al-Haakim zegt: Het is Sahieh volgens de voorwaarden van al-Boekhaarie en Moeslim, hoewel zij dit niet zelf hebben overgeleverd. Dit werd ook gezegd door adh-Dhahabie in at-Talkhies.
Ibn Hadjar beschreef het als de één van de meest correcte overleveringen over dit onderwerp. Het is Sahieh geclassificeerd door Sheikh al-Albaanie in as-Silsilat us-Sahiehah, nr. 17.
(Fath ul-Baarie, boekdeel 6, blz. 421)
Sommige geleerden dachten dat de overlevering gebrekkig was. Zie Ahadieth Moecallah Dhaahiroehaa as-Sihhah, blz. 54. En zie ook Al-Bidaayah wan-Nihaayah, boekdeel 1, blz. 259.
Tot slot hebben de geleerden gezegd dat de wijsheid achter de beproevingen van de Profeten het verhogen van hun status is en het verbeteren van hun imago en reputatie.
Sheikh Ibn Baaz zei: “Allah, beproeft Zijn dienaren met goede en slechte zaken, met gemak en ongemak. Hij kan hen beproeven om daarmee hun status te verhogen en hun imago en reputatie te verbeteren, en daarmee de beloning te verdubbelen voor hun goede daden, zoals Hij deed met de Profeten en Boodschappers en rechtschapen dienaren. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De meest beproefde mensen zijn de Profeten, daarna de volgende beste generatie, daarna de volgende beste.”
(at-Tirmidhie)
Als een rechtschapen dienaar van Allah beproefd wordt met ziekte en dergelijke, dan is dit verwant aan de beproevingen van de Profeten en Boodschappers. En dit dient om hun status te verhogen en de beloning te vermeerderen. Laat hen dus een voorbeeld zijn voor anderen om geduldig te zijn en de Beloning van Allah te zoeken.”
(Madjmoecul-Fataawa Ibn Baaz, boekdeel 4, blz. 370-371)
En Allah weet het het beste.
Islamqa.com