1. Het wassen van de handen vóór het eten. De handen dienen gewassen te worden vóór het eten, zodat ze schoon zijn als je ermee eet je niet geschaad zal worden door viezigheid erop.
2. Onderdeel van de etiquette van het eten is te vragen over het eten als je een gast bent en niet weet welk (soort) voedsel het is en je niet zeker bent wat jou wordt aangeboden. De Boodschapper (vrede zij met hem) was gewoon niet te eten, totdat hem erover was verteld of was verteld hoe het werd genoemd zodat hij wist wat het was.
Khaalid ibn ul-Walied (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat hij en de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) bij Maymoenah binnengingen die de tante was van hem en Ibn cAbbaas. Zij vonden daar geroosterde hagedis die door haar zus Hafiedah bint ul-Haarith uit Nadjd was meegenomen. Zij bood de hagedis aan de Boodschapper van Allah aan. Echter strekte hij zijn hand nauwelijks naar het eten, tot hem werd verteld wat het was. De Boodschapper van Allah strekte zijn hand naar de hagedis, waarna één van de aanwezige vrouwen zei: “Vertel de Boodschapper van Allah, dat het hagedis is wat hem wordt aangeboden.” De Boodschapper van Allah trok zijn hand terug van de hagedis, waarna Khaalid ibn ul-Walied vroeg: “Is hagedis verboden, o Boodschapper van Allah?” Hij antwoordde:“Nee, maar het wordt niet gevonden in het land van mijn mensen en ik voel aan dat ik het niet ga lusten.” Khaalid zei: “Daarna kauwde ik erop en at het, terwijl de Boodschapper van Allah naar mij keek.”
(al-Boekhaarie en Moeslim)
Ibn ut-Tien zei: “Hij was gewoon om te vragen, omdat de Arabieren van alles aten vanwege de schaarste van het voedsel dat moeilijk tot hen kwam. Het kon dat de Profeet (vrede zij met hem) niet hield van sommige zaken. Daarom vroeg hij het. Het kan begrepen worden dat hij het gewoon was te vragen, omdat sommige dieren in de Islamitische Wetgeving verboden waren en sommige toegestaan. Echter beschouwden zij (de Arabieren) het niets als verboden. En het kon zo zijn dat ze hem gegrild of gekookt vlees brachten dat hij niet kon onderscheiden van iets anders, behalve door te vragen.”
(Fathul-Baarie; boekdeel 9, blz. 534)
3. Haasten om te eten als het voedsel wordt gebracht door de gastheer. Een onderdeel van het eren van de gast is het haasten om hem iets aan te bieden. En een onderdeel van het eren van de gastheer is het haasten om zijn voedsel te accepteren en ervan te eten. Als de gastheer ziet dat zijn gast niet eet, zou hij slecht over hem kunnen denken. De gast dient de gastheer dus gerust te stellen door zich te haasten om zijn voedsel te eten. Dit zal hem namelijk geruststellen.
4. Het noemen van de Naam van Allah vóór het eten. Het is verplicht om Allahs Naam te noemen vóór het eten. Wat hiermee wordt bedoeld, is het zeggen van “Bismillaah” (in de Naam van Allah) als men wil beginnen met eten. Oem Koeltoem heeft van cAa’ishah overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Als iemand van jullie eet, laat hem de Naam van Allah noemen. Als diegene vergeet de Naam van Allah te noemen, laat hem dan zeggen ‘Bismillaahi, Awwalahoe wa Aakhirahoe’ (in de Naam van Allah in het begin en aan het eind).”
(at-Tirmidhie, Aboe Daawoed en Ibn Maadjah;
authentiek verklaard door Sheikh al-Albaanie)
cOmar ibnoe abie Salamah (moge Allah tevreden et hem zijn) zei: “Ik was een jongen onder het gezag van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en mijn handen dwaalden over de schaal (met eten). De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei tegen me: “O jongen, zeg ‘Bismillaah’, eet met jouw rechterhand en eet van datgene direct voor je.”
(al-Boekhaarie en Moeslim)
Islamqa.com
Wordt vervolgd…