Een allesvernietigende koude wind

6368

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Waarlijk, de ongelovigen zullen bij Allah op geen enkele manier baat ondervinden van hun bezittingen en kinderen. Zij zijn de inwoners van het Vuur. Zij zullen daarin eeuwig verblijven. De gelijkenis van wat zij in dit wereldse leven uitgeven, is als een wind die een hevige kou (Sirr)met zich meedraagt en de oogst van een volk treft dat zichzelf onrecht heeft aangedaan waarna de oogst door de wind vernield raakt. Het is niet Allah die hun onrecht heeft aangedaan, maar zij hebben zichzelf onrecht aangedaan.”

(Soerat Aali cImraan: 116-117)

Deze vergelijking slaat op degene die zijn vermogen uitbesteedt aan zaken van ongehoorzaamheid. Allah vergelijkt hetgeen zij uitgeven om aanzien te werven onder de mensen en waarmee zij niet het Welbehagen van Allah wensen te bereiken en zelfs het geloof dwarsbomen, als zaden die door een boer in de grond worden geplaatst hopende op een goede oogst. Echter wordt deze door een koude wind getroffen, waardoor alles vernield en verdord raakt.

De geleerden verschilden van mening over het woord ‘Sirr’. Sommigen spraken van een koude wind en anderen weer van een vuur. Deze uitspraken kunnen verenigd worden door te zeggen dat het een koude wind betreft die hetzelfde effect heeft op het gewas als wanneer dit door een vuur wordt verteerd.

Verder attendeert Allah ons op het feit dat de reden waarom de opbrengsten van deze mensen teniet zijn gedaan, alles te maken heeft met hun onrecht. Het is het onrecht dat zij bezigen, waardoor hun gewas vernietigd is geraakt. Hun onrecht is de wind die hun daden en uitgaven wegvaagt.

Imam Ibn ul-Qayyim (Iclaam ul-Moewaqqicien, blz. 141)