Het geloof is als een boom waarvan de wortels stevig in de grond staan, de takken tot hoog in de hemel reiken en de vruchten nooit verloren gaan. Een boom waarvan het licht direct in de ziel schijnt en alles om zich heen verlicht en verwarmt. Een boom die de bron is van zingeving, levenslust en zegening. Wie deze boom in zijn hart sluit, bezit het meest krachtige houvast. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, de Leiding is duidelijk van de dwaling te onderscheiden. Wie de Taaghoet (d.w.z. valse goden) verwerpt en in Allah gelooft, heeft voorzeker het meest krachtige houvast gegrepen dat niet afbreekt.”
(Soerah al-Baqarah (2): 256)
Het geloof voorkomt dat de ziel zich laat meedrijven door allerlei valse geneugtes en blinde driften. Het voert haar naar de serene wateren van het eeuwige geluk. Geluk dat met geen pen kan worden beschreven, met geen geld kan worden gekocht en met geen werelds goed kan worden vergeleken. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Is degene die dood was en die Wij daarna tot leven brachten (door middel van het geloof) en voor wie Wij een Licht hebben gemaakt om daarmee (de Weg van de Waarheid) tussen de mensen te bewandelen, gelijk aan degene die zich in de duisternissen bevindt en daar nooit uit kan komen?”
(Soerah al-Anʿaam (6): 122)