De meest waarachtige was hij onder de mensen. Hij sprak ware woorden, geen schone schijn. Nooit of te nimmer vergreep hij zich aan leugens, niet uit ernst, noch uit jok. Hij heeft zelfs het liegen verboden en de zijnen verootmoedigd. Hij (vrede zij met hem) zei namelijk: “Waarlijk, waarachtigheid leidt naar goedheid. En waarlijk, goedheid leidt naar het Paradijs. En een man blijft niet de waarheid spreken en de waarheid nasporen of hij wordt bij Allah genoteerd als zijnde een waarachtige…”
Ook heeft Hij (vrede zij met hem) verkondigt dat een gelovige soms vrekkig kan zijn of aan lafheid kan bezwijken, maar nooit kan het zo zijn dat hij zich schuldig maakt aan liegen. Tevens heeft hij gewaarschuwd voor leugenachtige scherts ter vermaak van anderen. Hij ging door het leven met de waarheid als gezel. Ter aantoning van zijn waarachtigheid volstaat het feit dat hij ons op autoriteit van Allah mocht informeren over het ongeziene en door Allah in vertrouwen werd genomen de Boodschap uit te dragen.
Zijn verantwoordelijkheid richting de gemeenschap is hij in zijn geheel nagekomen. Geen letter heeft hij achtergehouden of toegevoegd. Hij heeft zijn taak van het verkondigen namens zijn Heer naar beste behoren volbracht. Al zijn uitspraken, doen en laten waren gebaseerd op waarachtigheid.
Waarachtig was hij ten tijde van vrede en oorlog, ten tijde van tevredenheid en woede, ten tijde van ernst en gein, ten tijde van het verduidelijken en het vellen van oordelen. Hij was oprecht tegenover de nabije en de vreemdeling, tegenover vriend en vijand, tegenover man en vrouw. Oprecht was hij tegenover zichzelf en de mensen, thuis en op reis, in het heetst van de strijd en in het opstellen van verdragen, in zijn kopen en verkopen, in het aangaan van contracten, overeenkomsten en verbonden, in zijn preken en schrijven, in zijn edicten en verhalen en in zijn vertellingen en overleveringen.
Allah heeft hem gevrijwaard van het vertellen van leugens. Allah voorzag hem van simpele, maar doeltreffende woorden. Hij is de waarachtige, degene die geloofd wordt, degene die zelfs oprecht was in zijn wenken. Hij is het die zei: “Het betaamt een Profeet niet om zich schuldig te maken aan listige oogwenk.”
Hij is gekomen met de waarachtigheid van zijn Heer. Zijn bewoordingen en handelswijze, welbehagen en kwaadheid, komen en gaan, gelach en geween, wakkerzijn en sluimer; alles aan hem was waarachtig.
“Opdat Hij de waarachtigen over hun waarachtigheid zal ondervragen.”
“O jullie die geloven, vreest Allah en weest met de waarachtigen.”
“Maar als zij oprecht zouden zijn tegenover Allah, dan zou dat beter voor hen zijn.”
Als waarachtigheid een persoon geweest zou zijn, dan heette hij Mohammed (vrede zij met hem). En werkelijk, kan waarachtigheid van een ander geleerd worden dan van hem? En kan oprechtheid van een ander overgenomen worden dan van hem? Hij stond reeds in het preïslamitische tijdperk van onwetendheid bekend als oprecht en waarachtig. Dit nog voor het ontvangen van de Boodschap. Wat te denken dan van zijn toestand nadat hij in aanraking is gekomen met de Openbaring, Leiding, de nederdaling van Djibriel, het Profeetschap en de eer uitverkoren te worden door Allah?