De tegenstanders vragen om tastbare bewijzen

6735

Eén van de meest gebruikte tactieken die tegenstanders gebruikten om de Boodschap te dwarsbomen, was hun onophoudelijke verzoek aan de Profeet (vrede zij met hem) om tastbare bewijzen te tonen. Zo vroegen zij aan hem om met de Engelen te komen, zichzelf vermogend te maken, en rivieren door de dorre grond van Mekka te laten stromen. Dit soort verzoeken illustreren andermaal de intellectuele zwakte van de tegenstander en het onvermogen om tegenargumenten te geven.

Al deze verzoeken waren niet oprecht. Deze waren slechts bedoeld als excuus om maar niet te geloven. Hun opstandigheid ging zelfs zo ver dat zij van de Profeet vroegen om een bestraffing uit de hemel op hen te doen neerdalen. Maar Allah liet weten dat zolang de Profeet zich onder hen bevindt, Hij hen niet zou straffen.

De Koran liet onomwonden zien dat het ingaan op de verzoeken van Qoeraysh totaal geen zin heeft. Want eerdere volkeren hebben ook dergelijke verzoeken gedaan die door Allah wel waren ingewilligd, maar uiteindelijk niet leidde tot hun geloven in Allah. Ook is het van belang om te vermelden dat het grootste wonder wat getoond kan worden de Koran zelf is. Een boek dat zijn gelijke niet kent op het gebied van rede- en bewijsvoering. Alle andere bewijzen ten opzichte van de Koran zijn tijdelijk van aard. De Koran daarentegen is een wonder dat voor altijd aanschouwd kan worden. De Koran is het ultieme bewijs waar niemand omheen kan.

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“De lieden van het Boek vragen jou om een boek uit de hemel op hen neer te laten zenden. Voorzeker, zij hebben Moesa om iets groters dan dat gevraagd, toen zij zeiden: “Laat ons Allah openlijk zien”, waarop zij vanwege hun onrecht door de bliksemschicht werden getroffen.”

(Soerat an-Nisaa’: 153)

“En zij zeiden: “Wij zullen jou niet geloven, totdat jij een waterbron uit de aarde voor ons doet ontspringen. Of (totdat) er voor jou een tuin met dadelpalmen en druiven zal zijn en jij daartussen dan overvloedige rivieren doet ontspringen. Of (totdat) jij de hemel in stukken op ons doet neervallen, zoals jij beweerde. Of (totdat) jij met Allah en de Engelen komt, zodat wij hen kunnen aanschouwen. Of (totdat) er voor jou een huis van goud zal zijn, of (totdat) jij opstijgt naar de hemel. En wij zullen (zelfs dan) niet in jouw opstijging geloven, totdat jij een boek aan ons neerzendt dat wij zullen lezen.”

(Soerat al-Israa’: 90-93)

“En zij zeiden: “Waarom is hij niet met een Teken van zijn Heer tot ons gekomen?” Is er dan niet een duidelijk Teken tot hen gekomen, wat in de eerste Geschriften (geschreven) staat? En als wij hen hiervóór (d.w.z. vóór de komst van de Koran) vernietigd hadden met een bestraffing, dan zouden zij zeker zeggen: “Onze Heer, als U een Boodschapper naar ons had gestuurd, dan hadden wij Uw Tekenen gevolgd, voordat wij vernederd en te schande gebracht werden.”

(Soerat Taa-Haa: 133-134)

“En als jij niet met een teken tot hen komt, zeggen zij: “Had jij er zelf niet één kunnen voortbrengen?”

(Soerat al-Aʿraaf: 203)

“En (zelfs) als elk teken tot hen zou komen (zouden zij niet geloven).”

(Soerat Yoenoes: 97)

“Zij zeiden: “Werden er maar tekenen van zijn Heer aan hem neergezonden.” Zeg: “De tekenen zijn slechts bij Allah en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.” Is het niet voldoende voor hen dat Wij het Boek (d.w.z. de Koran) aan jou (o Mohammed) hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen? Voorwaar, daarin bevindt zich zeker Genade en een Herinnering voor een volk dat gelooft.”

(Soerat al-ʿAnkaboet: 50-51)