cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 80

6334
Uitleg hadieth 80:

عَنْ عَائِشَةَ رضي الله عنها قَالَتْ : (( كَانَ رَسُولُ اللَّهِ – صلى الله عليه وسلم – يَسْتَفْتِحُ الصَّلاةَ بِالتَّكْبِيرِ , وَالْقِرَاءَةَ بـ ” الْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ ” وَكَانَ إذَا رَكَعَ لَمْ يُشْخِصْ رَأْسَهُ وَلَمْ يُصَوِّبْهُ وَلَكِنْ بَيْنَ ذَلِكَ , وَكَانَ إذَا رَفَعَ رَأْسَهُ مِنْ الرُّكُوعِ لَمْ يَسْجُدْ حَتَّى يَسْتَوِيَ قَائِماً , وَكَانَ إذَا رَفَعَ رَأْسَهُ مِنْ السَّجْدَةِ لَمْ يَسْجُدْ , حَتَّى يَسْتَوِيَ قَاعِداً , وَكَانَ يَقُولُ فِي كُلِّ رَكْعَتَيْنِ التَّحِيَّةَ , وَكَانَ يَفْرِشُ رِجْلَهُ الْيُسْرَى وَيَنْصِبُ رِجْلَهُ الْيُمْنَى , وَكَانَ يَنْهَى عَنْ عُقْبَةِ الشَّيْطَانِ ، وَيَنْهَى أَنْ يَفْتَرِشَ الرَّجُلُ ذِرَاعَيْهِ افْتِرَاشَ السَّبُعِ , وَكَانَ يَخْتِمُ الصَّلاةَ بِالتَّسْلِيمِ)) .

In deze overlevering vertelt cAa’ishah: “Wanneer de Profeet (vrede zij met hem) met het gebed begon en hij de Takbierat ul-Ihraam had verricht, reciteerde hij Soerat al-Faatihah. En als hij overging tot de Roekoec, dan was zijn hoofd evenredig met zijn rug. (Dus zijn hoofd en zijn rug vormden één horizontale lijn.) En als hij weer opkwam van de Roekoec, dan ging hij niet over op de Soedjoed totdat hij helemaal rechtop stond. Pas daarna ging hij over op de Soedjoed. En als hij weer opkwam van de Soedjoed, dan ging hij niet over op de volgende Soedjoed totdat hij rechtop was gaan zitten. En altijd, na het verrichten van twee Rakcaat (gebedseenheden), plachte hij at-Tahiyyah te verrichten. Ook plaatste de Profeet (vrede zij met hem) altijd zijn linkervoet horizontaal, alsof het een zitkussen was waarop hij zat. Zijn rechtervoet was daarentegen altijd verticaal opgericht. Daarnaast heeft hij (vrede zij met hem) met betrekking tot het verrichten van het gebed, gewaarschuwd voor een aantal zaken. Namelijk cOeqbat ush-Shaytaan en dat iemand zijn armen zodanig uitstrekt dat het lijkt op de wijze waarop roofdieren meestentijds liggen. En de Profeet (vrede zij met hem) plachte zijn gebed af te sluiten met het zeggen van at-Tasliem.”
cAa’ishah is natuurlijk de dochter van Aboe Bakr as-Siddieq, de waarachtige. Zij is de moeder der gelovigen en zij was de meest geliefde vrouw bij de Profeet (vrede zij met hem) onder zijn vrouwen. Zoals we allen weten, is de Profeet (vrede zij met hem) overleden bij haar thuis.
En cAa’ishah (moge Allah Weltevreden zijn met haar) stond bekend om haar kennis, brede visie en godsvrucht. Daarom zei Aboe Moesaa al-Ash’ari: “Er was geen zaak die ons problemen gaf (in het begrijpen ervan), of cAa’ishah wist er iets over te vertellen als wij het aan haar voorlegden. En zij heeft niet de dood gevonden, totdat zij heel veel kennis onder de Oemmah had verspreid.”
cAa’ishah is overleden in Medina in de maand Ramadan van het jaar 58 na al-Hidjrah.
In deze overlevering licht cAa’ishah ons in over de wijze van het gebed van de Profeet (vrede zij met hem). Dit deed cAa’ishah om zo de kennis die zij bezat te verspreiden en de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) bekend te maken aan de mensen. Tevens deed zij dit als uitnodiging naar de ware Islam.
Zij vertelt in deze overlevering dat de Profeet (vrede zij met hem) zijn gebed begon met het zeggen van Allahoe akbar. Daarna ving hij aan met het reciteren van de Koran. Hiermee wordt gedoeld op Soerat al-Faatihah. En als hij overging op de Roekoec, dan was zijn hoofd in één rechte horizontale lijn met zijn rug.
Als hij weer opkwam van de Roekoec, dan ging hij rechtop staan. Daarna ging hij rustig over op de Soedjoed. Tussen die twee gebedseenheden, ging hij weer rustig zitten. En na het afronden van twee gebedseenheden, plachte hij at-Tahiyyaat te verrichten.
Ook de wijze waarop de Profeet (vrede zij met hem) tijdens het verrichten van at-Tahiyyaat ging zitten, wordt ons door cAa’ishah bekend gemaakt. Zij vertelde ons dat de Profeet (vrede zij met hem) zijn linkervoet zodanig plaatste dat het leek alsof het een zitkussen was waarop hij zat. Het lag namelijk in een horizontale lijn, terwijl zijn rechtervoet daarentegen verticaal opgericht was.
Verder vertelt cAa’ishah ons dat de Profeet (vrede zij met hem) twee houdingen verboden heeft verklaard met betrekking tot het gebed. De eerste houding wordt hier aangeduid met de term cOeqbat ush-Shaytaan. Dit is een houding waarbij je beide je voeten naar achteren plaatst en op je hielen gaat zitten. En de reden dat het hier toegeschreven wordt aan de Shaytaan, is of vanwege het feit dat het een slechte zaak is, of het is daadwerkelijk iets dat kenmerkend is voor de Shaytaan.
De tweede houding is wanneer men zijn handen zodanig plaatst tijdens de Soedjoed, dat hij dan lijkt op een roofdier dat zich bevindt in een lighouding. Dus met uitgestrekte armen.
Aan het einde vertelt cAaishah dat de Profeet (vrede zij met hem) zijn gebed met at-Tasliem eindigde, zoals hij ook zijn gebed met de Takbier begon.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. Dat het gebed aangevangen dient te worden met het zeggen van Allahoe akbar. Dus intentie alleen is niet voldoende. Voor het aanvangen van het gebed, moet perse de zin ‘Allahoe akbar’ gezegd worden. Andere verwoordingen zijn niet toegestaan, er mag hier dus niet van afgeweken worden.
  2. Dat het reciteren tijdens het gebed, begint met het reciteren van Soerat al-Faatihah. Dus als degene die bidt daarvóór iets anders reciteert van de Koran, dan wordt dat niet meegerekend.
  3. Dat men zijn hoofd zodanig dient te plaatsen tijdens de Roekoec, dat het één lijn vormt met zijn rug.
  4. Dat men alle handelingen van het gebed rustig moet verrichten en dat hij na de Roekoec eerst rechtop moet gaan staan, voordat hij overgaat op de Soedjoed. Ook als hij tussen de twee Sadjdaat gaat zitten, dient hij dit rustig te doen.
  5. Het oplezen van at-Tashahhoed na iedere twee Rakcaat. Als het gebed slechts uit twee gebedseenheden bestaat, dan dient hij daarna at-Tasliem te verrichten en het gebed te verlaten. Als het gebed uit meer dan twee gebedseenheden bestaat, dan dient hij na het verrichten van at-Tashahhoed weer op te staan en met de rest van het gebed te komen.
  6. Wanneer men een zitpositie aanneemt, dan kan hij zijn rechtervoet oprichten en zijn linkervoet onder zich plaatsen in een horizontale lijn, zodat hij (met zijn achterwerk) erop zit.
  7. Het is niet toegestaan om op je hielen te gaan zitten tijdens het gebed.
  8. Ook is het niet toegestaan om je armen uit te strekken op een wijze zoals een roofdier dit doet.
  9. Het gebed wordt afgesloten met het zeggen van assalaamoe calaikoem warahmatoellaah. De intentie alleen niet voldoende om het gebed af te sluiten.
Tot slot wil ik zeggen dat deze overlevering niet verhaald is door al-Boekhaari en Moeslim, zoals de schrijver hier aangeeft, maar alleen door imam Moeslim.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah