De zuilen van het gebed

16617

Het gebed kent een aantal zuilen. Als hieraan niet wordt voldaan, dan wordt het gebed nietig verklaard. Deze zuilen zijn:

  1. De intentie. Dit betekent dat de persoon het voornemen heeft om een bepaald gebed tot uitvoer te brengen. Deze intentie vindt tegelijkertijd plaats met de eerste Takbier (het zeggen van ‘Allaahoe akbar’) en het omhoog brengen van de handen. De intentie kan ook iets hiervoor neergezet worden.
  2. Het opzeggen van Takbierat ul-Ihraam (de eerste Takbier). De Profeet (vrede zij met hem) zegt: “De sleutel van het gebed is de reiniging, het begin is de Takbier en het einde is de Tasliem.”

(Aboe Daawoed en at-Tirmidhie)

     3. Het staan indien men hiertoe in staat is. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

        “Waak over de gebeden en (in het bijzonder) over het middelste gebed. En sta in gehoorzaamheid voor Allah.”

(Soerat al-Baqarah: 238)

     4. Het reciteren van het hoofdstuk al-Faatihah tijdens iedere gebedseenheid. De Profeet zegt: “Hij die geen al-Faatihah reciteert, heeft geen gebed.”

(al-Boekhaarie)

     5. Roekoeʿ, oftewel neerbuiging. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

         “O jullie die geloven, buig, kniel neer, en aanbid jullie Heer en doe het goede, opdat jullie succesvol zullen zijn.”

(Soerat al-Haddj: 77)

      6. Ook zei de Profeet tegen een man die het gebed niet naar behoren verrichtte: “En verricht vervolgens rustig de Roekoeʿ.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Het opkomen uit de Roekoeʿ. De Profeet zei tegen dezelfde man: “En kom weer op en ga rechtop staan.”

(al-Boekhaarie)

      7. Het rechtop staan. De Profeet zegt: “Allah kijkt niet naar het gebed van een man die niet de tijd neemt tussen zijn Roekoeʿ en Soedjoed.”

(Ahmad)

      8. De Soedjoed, oftewel de neerknieling. De Profeet zei tegen dezelfde man: “En verricht vervolgens rustig de Soedjoed.”

(al-Boekhaarie)

      9. Het opkomen uit de Soedjoed. De Profeet zei verder: “En kom weer op (van de Soedjoed) en ga rustig zitten.”

(al-Boekhaarie)

     10. Het rustig zitten tussen de beide Soedjoed. De Profeet zegt: “Allah kijkt niet naar het gebed van een man die niet de tijd neemt tussen zijn Roekoeʿ en Soedjoed.”

(Ahmad)

      11. Het bewaren van de rust tijdens de neerbuiging, neerknieling, het staan en het zitten. De Profeet benadrukte in zijn gesprek met de man die het gebed haastig verrichtte, het belang van het bewaren van de rust.

      12. De laatste Tashahhoed. De Profeet zei: “Als iemand van jullie (in het gebed) gaat zitten, laat hem dan zeggen ‘at-Tahiyyaatoe lillaahi wasSalawaatoe watTayyibaat’.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

     13. De Tasliem (het zeggen van as-Salaamoe ʿalaykoem wa Rahmatoellaah). De Profeet (vrede zij met hem) zegt: “De sleutel van het gebed is de reiniging, het begin is de Takbier en het einde is de Tasliem.”

(Aboe Daawoed en at-Tirmidhie)

     14. Het aanhouden van de voorgeschreven volgorde. De Profeet zei: “Bid zoals jullie mij zagen bidden.”

(al-Boekhaarie)