cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 67

6395
Uitleg hadieth 67:
عَنْ أنس بْنِ سِيرينَ قَالَ: اسْتَقْبَلْنَا أنَساً رَضيَ الله عَنْهُ حِين قَدِمَ مِن الشامِ، فَلَقِينَاهُ بِعَيْنِ التمْرِ، فَرَأيتهُ يُصَلى عَلَى حِمَار وَوَجْهُهُ مِنْ ذا الجَانِبِ- يَعْنى عن يسار القبلة- فَقلْتُ: رأيتك تُصَلِّى لِغَيْرِ الْقِبْلَةِ؟ فَقَاَلَ: لَوْلا أني رَأيْتُ رسول الله صلى الله عليه وسلم فعَلُه مَا فَعَلتُهُ.
Anas ibnoe Sierien vertelt dat zij Anas ibnoe Maalik, de metgezel van de Profeet (vrede zij met hem), hebben ontvangen toen hij naar ash-Shaam kwam. Zij kwamen hem tegen in een plaatsje genaamd cAinoe Tamrah. Toen zei Anas ibnoe Sirien tegen Anas ibnoe Maalik (moge Allah tevreden met hem zijn): “Ik zag je bidden, terwijl je zat op je ezel, met jouw gezicht de andere kant op dan de Qiblah.” En hij wilde opheldering van de kant van Anas ibnoe Maalik. Toen antwoordde Anas ibnoe Maalik: “Als ik de Profeet (vrede zij met hem) dit niet had zien doen, dan had ik dat ook niet gedaan.”
De overleveraar van deze overlevering is Anas ibnoe Sierien. Hij is de broer van de welbekende geleerde Moehammad ibnoe Sierien (moge Allah hen beiden welgevallig zijn). Er wordt vermeld dat hij vernoemd is naar de grote metgezel Anas ibnoe Maalik. Hij is overleden in het jaar 120 na al-Hidjrah.
In deze overlevering wordt ons verteld dat Anas ibnoe Maalik naar ash-Shaam is gekomen. De reden hiervan was dat Anas ibnoe Maalik in al-Basra woonachtig was. En hij had heel veel geleden onder de tirannieke leider, al-Hadjjaadj. Hij was vertrokken naar ash-Shaam om zijn beklag hierover te doen bij al-Walied ibnoe cAbdilmalik.
Toen hij terugkeerde naar al-Basra, werd hij ontvangen door een aantal van zijn vrienden, waaronder Anas ibnoe Sierien. En laatstgenoemde persoon zag hem het gebed verrichten, terwijl hij zat op zijn ezel en zijn gezicht de andere kant op dan de Qiblah. En dus wilde hij van Anas (moge Allah tevreden met hem zijn) weten waarom hij dit deed. Maar Anas beperkte zich tot het zeggen van: “Als ik de Profeet (vrede zij met hem) dit niet had zien doen, dan had ik dat ook niet gedaan.”
Dus hij (moge Allah tevreden met hem zijn) had de Profeet (vrede zij met hem) hetzelfde zien doen en daarom, in navolging van zijn grote leider en van onze grote leraar en leider, deed Anas dat ook. Maar dit geldt natuurlijk alleen voor een aanbevolen gebed.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. Het ontvangen van een reiziger was ook bekend bij onze vrome voorgangers en werd ook door hen gedaan.
  2. Het is toegestaan het vrijwillige gebed te verrichten, terwijl men zich op zijn rijdier bevindt.
  3. Het is niet nodig om je te richten tot de Qiblah wanneer men een aanbevolen gebed aan het verrichten is en hij op zijn rijdier zit.
  4. De daden van de Profeet (vrede zij met hem) gelden als bewijs.
  5. De respectvolle manier waarop Anas ibnoe Sierien, Anas ibnoe Maalik benaderde en een vraag stelde.
Het volgende hoofdstuk dat behandeld wordt in cOemdat al-Ahkaam is het hoofdstuk van as-Soefoef, oftewel de rijen van het gebed. In sahieh Moeslim vertelt Hoedhayfah ibn ul-Yamaan dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wij (de moslims) zijn bevoorrecht boven de rest van de mensen met drie zaken. Het eerste is dat onze rijen op de rijen lijken van de engelen. Het tweede is dat de algehele aarde voor ons als gebedsplaats dient. Het derde is dat de aarde voor ons als reinigingsmiddel dient als wij geen water kunnen vinden.”
En in een andere overlevering van Moeslim wordt de Profeet (vrede zij met hem) gevraagd hoe de rijen van de engelen eruit zien. Toen zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ze vullen altijd de eerste rijen aan en vormen een rechte rij.”
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah