cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 76

6428

Uitleg hadieth 76:

عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ – رضي الله عنه – أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ – صلى الله عليه وسلم – قَالَ : (( إذَا أَمَّنَ الإِمَامُ فَأَمِّنُوا , فَإِنَّهُ مَنْ وَافَقَ تَأْمِينُهُ تَأْمِينَ الْمَلائِكَةِ : غُفِرَ لَهُ مَا تَقَدَّمَ مِنْ ذَنْبِهِ )) .
In de overlevering vertelt Aboe Hoerayrah (radhiAllahoe canhoe) dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Wanneer de imam amien zegt, dienen degenen die achter de imam staan ook amien te zeggen. Want degene die gelijktijdig met de engelen amien zegt, al zijn voorgaande zonden zullen hem vergeven worden.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Het is de bedoeling dat wanneer de imam begint met het zeggen van amien, dat degenen die achter hem staan ook amien zeggen. De engelen die in deze overlevering bedoeld worden, zijn kennelijk de engelen die aangesteld zijn om tegelijkertijd met de imam amien te zeggen. Dus niet alle engelen. En Allah weet het best!
De Profeet (vrede zij met hem), zoals Aboe Hoerayrah te kennen geeft, draagt de moslims op om tegelijkertijd met hun imam amien te zeggen. Ze mogen het niet uitspreken, voordat de imam dat heeft gedaan. Want alleen dan zullen zij in aanmerking komen voor de beloning die genoemd is in de overlevering, namelijk het vergeven worden voor hun voorgaande zonden.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. Dat het toegestaan is om amien te zeggen, wanneer men klaar is met het reciteren van Soerat al-Faatihah, want de laatste verzen van soerat al-Faatihah zijn natuurlijk een smeekgebed.
  2. De Profeet (vrede zij met hem) benadrukt in deze overlevering dat de mensen die achter de imam staan, tegelijkertijd met de imam amien moeten zeggen.
  3. Dat er ook engelen zijn die tezamen met de mensen die het gebed aan het verrichten zijn, amien zeggen.
  4. Degene wiens amien gelijktijdig wordt uitgesproken met die van de engelen, zijn voorgaande zonden zullen hem vergeven worden.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah