cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 81

6433
Uitleg hadieth 81:
عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عُمَرَ رضي الله عنهما : (( أَنَّ النَّبِيَّ – صلى الله عليه وسلم – كَانَ يَرْفَعُ يَدَيْهِ حَذْوَ مَنْكِبَيْهِ إذَا افْتَتَحَ الصَّلاةَ , وَإِذَا كَبَّرَ لِلرُّكُوعِ , وَإِذَا رَفَعَ رَأْسَهُ مِنْ الرُّكُوعِ رَفَعَهُمَا كَذَلِكَ , وَقَالَ : سَمِعَ اللَّهُ لِمَنْ حَمِدَهُ , رَبَّنَا وَلَكَ الْحَمْدُ . وَكَانَ لا يَفْعَلُ ذَلِكَ فِي السُّجُودِ )) .
In deze overlevering vertelt cAbdoellah ibnoe cOmar (moge Allah weltevreden met hem zijn): “De Profeet (vrede zij met hem) bracht zijn handen ter hoogte van zijn schouders als hij met het gebed begon. Ook deed hij dit als hij zich wilde begeven naar de Roekoec. En hij deed dit ook als hij opstond van de Roekoec en hij zei dan ‘samicAllahoe liman hamidah, rabbanaa wa laka l-Hamd’. Hij hief zijn handen (echter) niet omhoog wanneer hij zich verplaatste naar de Soedjoed.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
cAbdoellah ibnoe cOmar ibn ul-Khattaab is natuurlijk de zoon van de grote metgezel cOmar ibn ul-Khattaab ibnoe Noefayl al-Qoerashy al-cAdawy. Hij is tegelijk met zijn vader moslim geworden en ook hij emigreerde naar al-Madienah, maar vanwege zijn jonge leeftijd heeft hij de slag van Badr en Oehoed aan zich voorbij moeten laten gaan. Bij de slag van al-Khandaq was hij er echter wel bij.
Hij stond bekend om zijn vroomheid en zijn kennis. Imam Maalik heeft gezegd: “Ibnoe cOmar heeft na de Profeet (vrede zij met hem) zestig jaar geleefd. In die hele periode kwamen delegaties mensen op hem af (om onderwijs van hem te krijgen). Hij is in Mekka overleden in het jaar 73 na al-Hidjrah.”
Het doel van deze overlevering is om te laten zien waar precies de Profeet (vrede zij met hem), tijdens het verrichten van het gebed, zijn handen omhoog bracht. In deze overlevering vertelt cAbdoellah ibnoe cOmar wanneer de Profeet (vrede zij met hem) dit deed. Hij (vrede zij met hem) deed dit op drie verschillende plaatsen. Namelijk, bij de eerste Takbierah, voordat hij (vrede zij met hem) overging op de Roekoec en nadat hij weer opstond van de Roekoec.
Dit deed de Profeet (vrede zij met hem) uit eerbied aan Allah en ook ter verfraaiing van het gebed. Ibnoe cOmar vertelt daarnaast dat de Profeet (vrede zij met hem) dit niet plachte te doen bij het overgaan op de Soedjoed en het weer opstaan vanuit de Soedjoed.
Leerstellingen van deze overlevering:
1. Dat het toegestaan is om de handen omhoog te brengen ter hoogte van de schouders bij Takbierat ul-Ihraam, de overgang naar de Roekoec en het weer opstaan van de Roekoec.
2. De handen worden niet omhoog gebracht wanneer men zich verplaatst naar de Soedjoed of wanneer men weer opstaat vanuit de Soedjoed.
3. Een persoon die het gebed aan het verrichten is, dient bij het opstaan van de Roekoec, zowel ‘samicAllahoe liman hamidah’ te zeggen als ‘rabbanaa wa laka l-Hamd’.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah