cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 82

6380
Uitleg hadieth 82:
عَنْ ابْنِ عَبَّاسٍ رضي الله عنهما قَالَ : قَالَ رَسُولُ اللَّهِ – صلى الله عليه وسلم – : (( أُمِرْتُ أَنْ أَسْجُدَ عَلَى سَبْعَةِ أَعْظُمٍ : عَلَى الْجَبْهَةِ – وَأَشَارَ بِيَدِهِ إلَى أَنْفِهِ – وَالْيَدَيْنِ , وَالرُّكْبَتَيْنِ , وَأَطْرَافِ الْقَدَمَيْنِ )) .
أَطراف القدمين : أَصابع القدمين .
In deze overlevering vertelt cAbdoellah Ibnoe cAbbaas dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Er is mij opgedragen om de Soedjoed (prosternatie) te verrichten op zeven beenderen. (Hij noemde ze vervolgens op en zei:) Op het voorhoofd -en hij wees hierbij naar zijn neus- , op de handen, op de knieën en op de uiteinden van de voeten.”
(al-Boekhaari en Moeslim)
Degene die deze overlevering verhaalt is cAbdoellah ibnoe cAbbaas ibnoe cAbdil-Moettalib al-Haashimie al-Qoerashy, de neef van de Profeet (vrede zij met hem) die hem eens in zijn arm nam en zei: “O Allah, onderwijs hem het Boek.”
Ook zei de Profeet (vrede zij met hem) in een andere overlevering: “O Allah, geef hem kennis van het geloof.” Vandaar dat cAbdoellah ibnoe cAbbaas heel veel kennis heeft verworven. In zo’n mate zelfs dat hij bekend stond als de geleerde van de Oemmah en de uitlegger van de Koran. Hij was ontzettend leergierig en hij is in het jaar 68 gestorven in Taa’if.
Deze overlevering leert ons welke ledematen in contact moeten staan met de grond tijdens het verrichten van de Soedjoed. Ibnoe cAbbaas vertelt hier dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd dat Allah hem (vrede zij met hem) opdroeg – en een bevel aan de Profeet is natuurlijk ook een bevel aan zijn gemeenschap – om de Soedjoed te verrichten op zeven ledematen. En als je goed oplet, dan zie je dat zowel de ledematen die behoren tot het bovenste deel van het lichaam als de ledematen die tot het onderste deel van het lichaam behoren, worden genoemd. Dit is om het gehele lichaam te betrekken bij de handeling van de Soedjoed en om duidelijk blijk te geven van de dienaars onderwerping aan zijn Heer.
De Profeet (vrede zij met hem) noemde deze ledematen op en hij zei: “Op het voorhoofd…” en hij wees hierbij naar zijn neus om te laten zien dat de neus ook de grond moet aanraken. Vervolgens zei hij: “…op de handen, op de knieën en op de uiteinden van de voeten.”
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. Dat het verplicht is om de Soedjoed te verrichten op deze zeven ledematen, want de Profeet (vrede zij met hem) spreekt over een Bevel van zijn Heer. De ledematen zijn (nogmaals) het voorhoofd – en daarbij hoort ook de neus -, de handen, de knieën en de uiteinden van de voeten.
  2. De wijsheid die verscholen ligt achter de Islamitische Wetgeving, want de ledematen die in deze overlevering genoemd worden zijn ledematen die gebruikt worden om uiterlijke daden tot uitvoer te brengen. Dus het betrekken van deze ledematen bij de Soedjoed is daarom een vertoning van nederigheid en onderwerping aan Allah.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah