cOemdat oel-Ahkaam: Hadieth 87

4514
Uitleg hadieth 87:
عَنْ أَنَسِ بْنِ مَالِكٍ – رضي الله عنه – قَالَ : (( مَا صَلَّيْتُ خَلْفَ إمَامٍ قَطُّ أَخَفَّ صَلاةً . وَلا أَتَمَّ صّلاةً مِنَ النَّبيِّ صلى الله عليه وسلم ))
In deze overlevering vertelt Anas ibnoe Maalik over het gebed van de Profeet (vrede zij met hem). Hij zegt dat wanneer de Profeet (vrede zij met hem) de mensen voorging in het gebed, hij het gebed niet lang liet duren. Dit deed echter niets af aan de correctheid en volmaaktheid van het gebed. Het rechtop staan, zitten, buigen, prosterneren, bewaren van de rust en het handhaven van de ootmoedigheid waren allen aanwezig in zijn gebed. Net zoals de recitatie, het zeggen van Allaahoe akbar, Soebhaana Rabbiyal-cAdhiem en Soebhaana Rabbiyal-Aclaa en het verrichten van smeekgebeden.
Vandaar dat Anas ibnoe Maalik zegt: “Ik heb nog nooit achter een imam gebeden die het gebed op een lichte wijze verrichtte, maar tegelijkertijd vervolmaakte, behalve de Profeet (vrede zij met hem).
Het betrof hier namelijk een volmaakt gebed waarin rekening werd gehouden met de omstandigheden van de mensen die achter de imam stonden en de handelingen in acht werden genomen die bijdragen aan de vervolmaking van het gebed.
Leerstellingen van deze overlevering:
  1. De goede wijze waarop de Profeet (vrede zij met hem) de mensen voorging in het gebed. Zo probeerde hij (vrede zij met hem) het gebed niet al te lang te houden rekeninghoudend met de omstandigheden van de mensen die achter hem baden. Echter, dit ging niet ten koste van de volmaaktheid van het gebed.
  2. Degene die naar het voorbeeld van de Profeet (vrede zij met hem) het gebed probeert te leiden en in zijn recitatie, opstaan, zitten, buigen en prosterneren de Soennah nastreeft, kan worden gezien als iemand die het gebed naar behoren verricht. Hieronder valt ook het niet al te lang houden van het gebed.
Leraar: Aboe Ismail
Locatie: moskee as-Soennah