Daden als weggeblazen as

6839

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“De gelijkenis van de daden van degenen die niet geloven in hun Heer, is net als as die door een stevige wind wordt weggeblazen op een stormachtige dag. Zij hebben geen macht over hun verdiensten. Dat is de vergaande dwaling.”

(Soerat Ibraahiem: 18)

Allah vergelijkt de valse daden van de ongelovigen met as die weggeblazen wordt door een stevige wind. Hiermee geeft Allah te kennen dat deze daden tot niets zullen verworden. Zij steunen namelijk niet op geloof en goedheid. Het zijn daden die niet omwille van Allah tot uitvoer zijn gebracht. Het gegeven dat de eigenaar van deze daden geen macht heeft over de verdiensten ervan, verwijst naar het feit dat hij op de meest cruciale momenten hier niet op kan terugvallen.

Ze kunnen op de Dag des Oordeels namelijk geen beroep doen op deze daden. Ook genieten zij geen voordeel daarvan. Allah accepteert namelijk alleen datgene wat puur voor Hem is verricht en volgens de werkwijze van de Profeet (vrede zij met hem).

Als we het hebben over de daden, dan kunnen we deze opdelen in vier categorieën. Eén daarvan wordt aanvaard en de andere drie worden verworpen. De daad die aanvaard wordt, is die met een zuivere intentie en conform de voorgeschreven werkwijze. Zuivere intentie houdt in dat deze daad alleen voor Allah wordt verricht, en conform de juiste werkwijze houdt in dat dit in navolging is van de Profeet.

Aan de andere drie daden die niet aanvaard worden, ontbreekt het aan één of beide eisen. Deze daden hebben een overeenkomst met as wat betreft het verteerd worden door het vuur. Want ook de daden die niet zuiver en conform de Soennah zijn, dienen uiteindelijk als voeding voor het Vuur (de Hel). Daarmee wordt het Vuur voor de verrichter van deze daden extra aangestoken. Dus de ongelovigen zien op de Dag des Oordeels hun valse daden veranderen in vuur en bestraffing.

Degenen die goede daden hebben verricht, zien – in tegenstelling tot de voorgaande groep – hun daden veranderen in bekoringen en genietingen. We vragen Allah om ons te doen behoren tot deze laatste groep.

Imam Ibn ul-Qayyim (Iclaam ul-Moewaqqicien, blz. 129-130)