De argumenten van de tegenstanders

5031

Omdat de tegenstanders van Mohammed in zijn tijd niet veel in te brengen hadden qua argumentatie en bewijsvoering, hebben zij vanaf het begin gekozen voor de strategie van bespotten en beledigen. Zij hoopten hiermee de mensen op afstand te houden van het geloven in Allah. Allah liet Zijn Profeet weten dat Hij deze bespottingen en beledigingen op niets zal doen uitlopen. Hij liet wel weten dat dit soort praktijken tot de standaard gebruiken behoren waar alle eerdere Profeten mee te maken hebben gehad. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En wanneer degenen die niet geloven jou (o Mohammed) zien, (dan) nemen zij jou slechts als mikpunt van spotternij (zeggende): “Is dit degene die (slecht) over jullie goden spreekt?” En zij geloven niet in de Vermaning van de Meest Barmhartige.”

(Soerat al-Anbiyaa’: 36)

“En onder hen zijn er sommigen die de Profeet kwetsen en zeggen: “Hij is een (luisterend) oor (voor iedereen).” Zeg: “Hij is een (luisterend) oor voor datgene wat het beste voor jullie is. Hij gelooft in Allah en hij gelooft de gelovigen.” Maar voor degenen die de Boodschapper van Allah kwetsen, is er een pijnlijke bestraffing.”

(Soerat at-Tawbah: 61)

“En jullie zullen veel kwaads horen van degenen die het Boek vóór jullie hebben ontvangen, en van degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Maar als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen; dan behoort dat waarlijk tot de bepalende zaken (voor het geloof).”

(Soerat Aali cImraan: 186)

“Degenen die dus emigreerden en uit hun huizen werden verdreven, en schade leden op Mijn Weg, en degenen die streden en gedood werden; Ik zal hen hun slechte daden zeker kwijtschelden en hen zeker toelaten tot Tuinen waaronder rivieren stromen. Een Beloning afkomstig van Allah. En bij Allah is de beste Beloning.”

(Soerat Aali cImraan: 195)

“Voorwaar, Wij zijn voldoende voor jou tegen (het kwaad van) de bespotters.”

(Soerat al-Hidjr: 95)

“En dat wat aan jou is neergezonden door jouw Heer, vermeerdert bij velen van hen opstandigheid en ongeloof.”

(Soerat al-Maai’dah: 68)

“En als zij jou willen bedriegen, waarlijk, dan is Allah Voldoende voor jou. Hij is Degene Die jou ondersteunde met Zijn Hulp en met de gelovigen.”

(Soerat al-Anfaal: 62)

“En voorzeker, er zijn Boodschappers vóór jou bespot, maar Ik verleende degenen die niet geloofden uitstel. Vervolgens greep Ik hen. Hoe (verschrikkelijk) was toen Mijn Bestraffing?”

(Soerat ar-Racd: 32)

“En voorzeker, er zijn Boodschappers vóór jou bespot, maar datgene waarmee de bespotters spotten, omsingelde hen.”

(Soerat al-Ancaam: 10)

“En wanneer zij hun voorbijgingen, knipoogden zij (spottend naar elkaar).”

(Soerat al-Moetaffifien: 30)

“En wanneer zij een teken zagen, dreven zij (hiermee) de spot.”

(Soerat asSaaffaat: 14)

“Als zij dan geloven in het gelijke van dat waarin jullie geloven, dan zijn zij zeker rechtegeleid. Maar als zij zich afwenden, dan verkeren zij slechts in verdeeldheid. Allah zal dan Voldoende voor jou zijn tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.”

(Soerat al-Baqarah: 137)

De tegenstanders probeerden de Profeet ook op verschillende manieren te verleiden, zodat hij zijn Boodschap zou staken. Ze boden hem geld en aanzien aan, maar Allah verstevigde steeds opnieuw zijn hart. Hij sloeg alle aanbiedingen af en liet weten dat hij tot zijn dood niet zal afwijken van zijn overtuiging.

Wat de tegenstanders van Mohammed ook deden, was het bezoeken van zijn oom Aboe Taalib. Zij vroegen hem om de bescherming die hij zijn neef bood te beëindigen, zodat zij ongestoord hun gang konden gaan. De oom, die in eerste instantie de druk van zijn stam niet aankon, benaderde de Profeet met de vraag wat hij moest doen. Mohammed (vrede zij met hem) antwoordde toen met zijn beroemde woorden: “O oom, bij Allah, al zouden zij de zon in mijn rechterhand plaatsen en de maan in mijn linkerhand, en mij vragen afstand te doen van deze zaak van mij; dan nog zal ik deze niet verlaten, totdat Allah het doet triomferen of ik het met mijn leven bekoop.”

(Sierah Ibnoe Hishaam)

Ook lezen wij in andere bronnen dat de hoofden van Qoeraysh, de stam waartoe de Profeet behoorde, naar hem toe kwamen en tegen hem zeiden: “Als het jou te doen is om geld, dan zamelen wij geld voor jou in. Als het jou te doen is om aanzien, dan maken wij jou tot onze leider. Als het jou te doen is om koningschap, dan maken wij jou tot koning. En als het iets is wat buiten jouw vermogen ligt, dan zijn we bereid om al ons geld uit te geven om jou hiervan te genezen.” De Profeet antwoordde toen: “Het is mij om geen van deze dingen te doen, maar Allah heeft mij gezonden als brenger van heugende tijdingen en als waarschuwer. Ik heb de Boodschap van Allah en mijn advies aan jullie overgebracht. Als jullie dit accepteren, dan is dat jullie aandeel in dit wereldse leven en het Hiernamaals. Als jullie dit weigeren, dan kan ik niks anders dan geduld met jullie hebben totdat Allah tussen ons oordeelt.”

(Sierah Ibnoe Hishaam)

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En zij hadden jou zeker bijna beproefd met datgene wat Wij aan jou openbaarden, opdat jij iets anders over Ons zou verzinnen. En dan hadden zij jou zeker als boezemvriend genomen.”

(Soerat al-Israa’: 73)

“En oordeel (o Mohammed) tussen hen met dat wat Allah heeft neergezonden en volg hun begeerten niet, en wees op je hoede voor hen zodat zij jou niet afhouden van een deel dat Allah aan jou heeft neergezonden. En als zij zich dan afwenden, weet dan dat Allah hen vanwege een aantal zonden van hen (met een straf) wil treffen. En waarlijk, veel van de mensen zijn zeker verdorvenen.”

(Soerat al-Maa’idah: 49)

“Zeg: “Dragen jullie mij op om een ander dan Allah te aanbidden, o onwetenden?”

(Soerat az-Zoemar: 64)

“Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.”

(Soerat al-Kaafiroen: 2)

“Zij wensen dat jij (een beetje) zult toegeven (aan hun wensen), zodat zij vervolgens (ook) zullen toegeven (aan jouw wensen).”

(Soerat al-Qalam: 9)