De eerste openbaring

17868

De Moeder der gelovigen, cAa’ieshah overlevert: “Het eerste dat de Profeet (vrede zij met hem) aan Openbaring ontving, was de ware visioen. Hij zag geen visioen of het kwam de volgende dag precies zo uit. Later hield hij ervan om zich af te zonderen en hij trok zich terug in de grot Hira’ om voor langere periode aanbidding te verrichten, voordat hij terugkeerde naar zijn familie om zijn proviand aan te vullen. En als hij terugkeerde naar Khadiedjah en zijn proviand had aangevuld (dan keerde hij weer terug). Totdat de Waarheid tot hem kwam, terwijl hij in de grot Hira’ was. Hij kreeg bezoek van de engel die tegen hem zei: ,,Reciteer.” Hij antwoordde: ,,Ik ben niet in staat om te reciteren.” Hij (De Profeet, vrede zij met hem) zei: ,,Hierop greep hij mij stevig vast en drukte mij tegen zich aan, totdat ik bijna stikte. Vervolgens liet hij mij los en zei: ,,Reciteer.” Ik antwoordde: ,,Ik ben niet in staat om te reciteren.” Hierop greep hij mij stevig vast en drukte mij voor de tweede keer tegen zich aan, totdat ik bijna stikte. Vervolgens liet hij mij los en zei: ,,Reciteer.” Ik antwoordde: ,,Ik ben niet in staat om te reciteren.” Hierop greep hij mij stevig vast en drukte mij voor de derde keer tegen zich aan, totdat ik bijna stikte, waarop hij zei:

,,Reciteer in de Naam van jouw Heer Die heeft geschapen. Hij heeft de mens geschapen uit een bloedklonter. Reciteer, en jouw Heer is de Meest Edele.”

De Profeet (vrede zij met hem) keerde hiermee (de geopenbaarde verzen) angstig terug (naar huis). Hij kwam binnen bij (zijn vrouw) Khadiedjah bintoe Khoewaylied, moge Allah tevreden met haar zijn, en zei: ,,Omwikkel mij, omwikkel mij.”, waarna Khadiedjah hem omwikkelde (en hem kalmeerde) totdat zijn angst voorbij was. Hij vertelde haar wat hem overkwam, en zei: ,,Ik vreesde voor mijn leven.” Zij zei: ,,Vrees niet, Allah zal jou nooit en te nimmer vernederen. Voorwaar jij onderhoudt de familiebanden, zorgt voor de zwakkeren en de minderbedeelden, je eert de gast en je vecht voor rechtvaardigheid.” Zij nam hem vervolgens mee naar Waraqah ibnoe Nawfal ibnoe Asad ibnoe cAbd al-cOezzah -de neef van Khadiedjah- Hij had zich bekeerd tot het Christendom tijdens de Djaahiliyyah (het tijdperk der ontwetendheid) en hij kon Hebreeuws schrijven, zo vertaalde hij, met de Wil van Allah, gedeelten uit de Hebreeuwse Bijbel naar het Arabisch en hij was een oude blinde man. Khadiedjah zei tegen hem: ,,O zoon van mijn oom, luister naar jouw neef (Mohammed, vrede zij met hem).” Daarop vroeg Waraqah: ,,O zoon van mijn broeder, wat heb je meegemaakt?” De Boodschapper (vrede zij met hem) vertelde hem toen wat hem was overkomen.” Toen zei Waraqah: ,,Dit is de Naamoes (De brenger van goede nieuws, hier Djibriel, vrede zij met hem) die Allah ook naar Moesa (vrede zij met hem) heeft gestuurd. O, was ik nog maar in de kracht van mijn leven. O zou ik nog maar leven tegen de tijd dat jouw volk jou zal wegjagen. De Boodschapper (vrede zij met hem) vroeg: ,,Zal ik dan weggejaagd worden door mijn eigen volk? Hij antwoordde: ,,Jazeker! Nooit is er een man gekomen met datgene waarmee jij bent gekomen, of hij werd vijandig ontvangen.” Als ik die dag zou mogen meemaken, dan zou ik jou onvoorwaardelijk steunen.” Kort daarop stierf Waraqah en kwam de openbaring (tijdelijk) tot stilstand.

(al-Boechari)