De vrome voorgangers en hun scherpzinnigheid

6388

cOethmaan ibn cAffaan werd eens bezocht door een man die onderweg een vrouw tegen was gekomen waarover hij nog steeds aan het fantaseren was. Hierop zei cOethmaan: “Komt er hier iemand bij mij, terwijl de sporen van ontucht nog duidelijk van zijn ogen af te lezen zijn?!” De man zei hierop verbaasd: “Is er dan nog een Openbaring mogelijk na de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)?! Hij antwoordde hierop: ,,Nee, het is niets anders dan ware inzicht, bewijs en scherpzinnigheid.”

cAbdulllah ibn Mascoed zei: “De meest scherpzinnige mensen zijn er drie: ,,De cAziez toen hij tegen zijn vrouw zei: ,,Geef hem een eervol verblijf, wellicht zal hij ons voordeel brengen, of zullen wij hem als zoon aannemen.”

(interpretatie van de betekenis van Soerat Yoesoef: 21)

De dochter van Shoecayb toen zij aangaande Moesaa tegen haar vader zei: ,,O mijn lieve vader, neem hem in dienst. Waarlijk, de beste die je in dienst kunt nemen is de sterke betrouwbare.”

(interpretatie van de betekenis van Soerat al-Qasas: 26)

En de vrouw van Fircauwn toen zij zei: “Hij is een verkoeling voor mijn en jouw oog. Doodt hem niet, wellicht dat hij ons kan baten of kunnen wij hem als zoon aannemen.”

(interpretatie van de betekenis van Soerat al-Qasas: 26)

Maar ook Aboe Bakr aangaande cOmar (moge Allah met hen beiden tevreden zijn) toen hij hem als opvolger voordroeg.

Al-Haarith ibnoe Moerrah zei: “Iyaas ibnoe Moecaawiyah keek eens naar een man en zei: ,,Dit is een vreemde man afkomstig van de mensen van Waasit, hij is een leraar en is op zoek naar een bediende.” Toen de mensen navraag deden, bleek de man precies aan deze beschrijving te voldoen, waarop ze Iyaas hierover ondervroegen. Hij antwoordde: ,,Ik zag hem lopen en rondkijken, waardoor ik wist dat hij een vreemde was. Tevens zag ik op zijn gewaad rode aarde van de streek Waasit, waardoor ik wist dat hij van haar inwoners was. Daarnaast merkte ik op dat wanneer hij langs kinderen liep, hij hen groette, maar dat hij dit niet deed wanneer hij langs volwassenen liep. Hierdoor wist ik dat hij leraar was. Tenslotte zag ik dat wanneer hij langs welgestelde mensen liep, hij geen oog voor hen had. Wanneer hij daarentegen langs iemand liep met afgetrapte kleren, zou hij hem bestuderen, waardoor ik wist dat hij op zoek was naar een bediende.”