Wie Allah ontmoet met een zonde…

9111

Voorwaarden van berouw:

  1. Het berouw dient zuiver voor Allah, de Verhevene, te zijn. Het tonen van berouw is een aanbidding en niet voor een ander doel bestemd.
  2. Degene die berouw toont, dient de zonde weg te werken en volledig te verlaten.
  3. Men dient spijt te betuigen voor hetgeen geweest is en zelfverwijt te hebben.
  4. Men moet volharden om niet meer in herhaling te vallen (van de zonde). Als men de intentie heeft om bijvoorbeeld na de Ramadan weer terug te keren naar de zonde, dan is dit een tijdelijk berouw en daarom incorrect. Men dient de intentie te hebben om niet meer terug te keren naar de zonde.
  5. Het berouw dient voor de dood plaats te vinden.
  6. Het berouw dient plaats te vinden voordat de zon opkomt vanuit het Westen aan het einde van de tijd.

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Allah accepteert het berouw van een dienaar zolang het rochelen (van het sterven) nog niet is aangebroken.”

(at-Tirmidhie en Ibnoe Maadjah)

Ook heeft de Profeet (vrede zij met hem) gezegd: “Berouw zal niet ophouden totdat de Hidjrah zal ophouden. En de Hidjrah zal niet ophouden, totdat de zon vanuit het Westen zal opkomen.”

(Aboe Daawoed)

7. Het berouw dient plaats te vinden voordat de Bestraffing neerdaalt. Als de Bestraffing neerdaalt, is er geen sprake van berouw. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En toen zij Onze Bestraffing zagen, zeiden zij: “Wij geloven in Allah Alleen en wij verloochenen datgene wat wij Hem aan deelgenoten toekenden.” Maar hun geloof baatte hun niet toen zij Onze bestraffing zagen…”

(Soerat Ghaafir: 84-85)

Firʿawn toonde berouw toen hij verdronk, maar nadat de bestraffing was neergedaald baatte het niet. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En Wij zorgden ervoor dat de kinderen van Israël de zee overstaken, waarna de farao en zijn legers hen uit afgunst en vijandschap achtervolgden. Toen de verdrinking hem (d.w.z. de farao) bereikte, zei hij: Ik geloof…”

(Soerat Yoenoes: 90)

Firʿawn die tegen de mensen zei: “Ik ben jullie verheven heer”, zegt vervolgens “Ik geloof” op een tijd dat het hem niet zal baten (interpretatie van de betekenis):

“…Ik geloof dat er geen god is, dan Degene in Wie de kinderen van Israël geloven. En ik behoor tot de Moslims.

(Soerat Yoenoes: 90)

Firʿawn zegt dat hij gelooft in datgene waarin het volk van Israël gelooft. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

(Allah zei:) (Geloof jij) nu (pas), terwijl  jij voorheen opstandig was en tot de verderfzaaiers behoorde?”

(Soerat Yoenoes: 91)

Als de bestraffing neerdaalt dan is er geen uitzondering. Behalve bij één gemeenschap en één dorp dat Allah, de Verhevene, ooit had vrijgesteld. Toen de bestraffing kwam geloofden zij. Allah aanvaardde hun berouw. Welk volk was dit? Dit was het volk van Profeet Yoenoes. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En geen (enkele) stad geloofde (nadat de bestraffing tot haar kwam) en ondervond (ook daadwerkelijk) baat bij haar geloof, behalve (de stad van) het volk van Yoenoes. 

(Soerat Yoenoes: 98)

Ook zegt Allah, de Verhevene, (interpretatie van de betekenis):

“En voorwaar, Yoenoes behoort zeker tot de gezondenen. (Gedenk) toen hij wegliep naar het volgeladen schip. Toen lootte hij (om een plaats erop) en hij behoorde daarop tot de verliezers.”

(Soerat as-Saaffaat: 139-141)

Profeet Yoenoes nodigde zijn volk uit naar de Islam, maar zij weigerden zijn uitnodigilymling. Hij werd kwaad op hen. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En (gedenk) Dhaan-Noen (een andere naam van de Profeet Yoenoes), toen hij boos wegging…”

(Soerat al-Anbiyaa’: 87)

Hij werd kwaad en vertrok. Hij zei: “Wacht op de bestraffing.” Hij verliet hen en stapte het schip in en er gebeurde wat er gebeurde. Hij werd geworpen in de walvis. Nadat hij geworpen was in de walvis verbleef hij daar een poos. Allah, de Verhevene, stuurde hem vervolgens nog een keer naar zijn volk en zei (interpretatie van de betekenis): “Keer terug.” Toen hij terugkeerde naar hen, zag hij dat zijn volk spijt had. Hij nodigde hen uit en zij geloofden. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“En Wij stuurden hem naar honderdduizend (mensen), of zelfs meern Wij zonden hem naar een honderdduizendtal (volgelingen) of meer. Daarop geloofden zij en Wij schonken hun genietingen, voor een bepaalde tijd.”

(Soerat as-Saffaat: 147-148)

Sheikh ʿAbdoel-ʿAziez ar-Raadjihie
(Fragment uit de uitleg van Oesoel us-Soennah van Imaam Ahmad)