Hadith 9: Jezelf niet boven je vermogen belasten

8837

Aboe Hoerayrah cAbdur-Rahmaan ibnoe Sakhr overlevert: “Ik heb de Profeet – vrede zij met hem – horen zeggen:

“Wat ik jullie verboden heb, vermijd dit. En wat ik jullie heb opgedragen, verricht dit, voorzover jullie daartoe in staat zijn. Degenen vóór jullie zijn namelijk te gronde gegaan door hun vele vragen en meningsverschillen met hun Profeten.”
(Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim)
Uitleg
‘Wat’ in de zinsdelen ‘Wat ik jullie verboden heb,’ en ‘Wat ik jullie heb opgedragen’ duidt in hetArabisch op het onvoorwaardelijk accepteren van de bevelen van de Profeet – vrede zij met hem –. De zaken die de Profeet – vrede zij met hem – verboden heeft, dienen dus in hun geheel vermeden te worden en niets van deze verboden zaken dient men te verrichten. En iets laten is natuurlijk gemakkelijker dan iets doen, dit is algemeen bekend.
Wat betreft de geboden, hierover heeft de Profeet – vrede zij met hem – gezegd: “En datgene wat ik jullie heb opgedragen, verricht dit, voorzover jullie daartoe in staat zijn.” Want de geboden zijn daden die men dient te verrichten en men kan het hier zwaar mee hebben. Vandaar dat de Profeet – vrede zij met hem – de volgende voorwaarde hieraan stelde: “Voorzover jullie daartoe in staat zijn.”
Wat leert deze overlevering ons?
  • De verplichting om alles wat de Profeet – vrede zij met hem – ons heeft verboden te vermijden en daarnaast verdient datgene wat Allah ons heeft verboden het nog meer om vermeden te worden. Dit zolang er geen bewijs is dat de betreffende zaak bijvoorbeeld slechts afgeraden is en niet verboden.
  • Het is niet toegestaan om enkele verboden te verrichten. Men dient daarentegen alle verboden te vermijden. Indien er sprake is van een noodzaak dan is dit natuurlijk een andere situatie.
  • De verplichting om datgene te doen wat de Profeet – vrede zij met hem – ons heeft opgedragen, zolang er geen bewijs is dat ons erop wijst dat er slechts sprake is van een aanbevolen daad.
  • De mens is niet verplicht om meer te doen dan waartoe hij in staat is.
  • Het gemak van deze godsdienst, aangezien er niets voor een persoon verplicht is wat niet binnen zijn vermogen ligt.
  • Wie niet in staat is een deel van datgene wat hem is opgedragen te verrichten, voor hem volstaat het om datgene te doen waartoe hij wel in staat is. Wie het gebed niet staand kan verrichten, kan dit zittend verrichten. Wie dit niet zittend kan verrichten, mag dit op zijn zijde verrichten. Wie in staat is de Roekoec (de neerbuiging tijdens het gebed) te verrichten, die buigt, en wie dit niet kan doen, kan volstaan met het knikken van zijn hoofd.
  • Het is niet wenselijk om te veel vragen te stellen. Want te veel vragen stellen – in het bijzonder ten tijde van het nederdalen van de openbaring – kan wellicht leiden tot een verbod op iets wat daarvoor niet verboden was of tot het verplicht worden van iets wat daarvoor niet verplicht was. Men dient zich in zijn vragen slechts te beperken tot datgene wat nodig is.
  • Het teveel stellen van vragen en twisten met de Profeten behoort tot de oorzaken waardoor men zichzelf ten gronde richt. Zoals degenen vóór ons die zichzelf hierdoor ook ten gronde hebben gericht.
  • De waarschuwing tegen het teveel stellen van vragen en het hebben van meningsverschillen, omdat dit heeft geleid tot vernedering van de mensen vóór ons. Als wij dit ook doen, zullen wij onszelf ook ten gronde richten zoals zij ook deden.