Hoofdstuk 7: De zwarte steen en de Yamaanie hoek

24576

We hebben het reeds gehad over de voortreffelijkheid van de Tawaaf rondom het Huis van Allah. Deze grootse aanbidding en belangrijke daad van gehoorzaamheid behoort tot de pilaren van de Hadj en cOemrah en is slechts voorgeschreven voor deze ene plaats. Zo zegt Allah, de Verhevene (interpretatie van de betekenis):

“En de Tawaaf verrichten om het oude Huis.”

(Soerat al-Haddj: 29)

Het is dus niet toegestaan de Tawaaf te verrichten om koepels, graven, tombes en andere zaken. Dit aangezien deze botsen met de principes van de Islamitische Wetgeving en tegengesteld zijn aan Tawhied. Het omvat namelijk het toekennen en gelijkstellen van deelgenoten aan de Schepper, de Geprezene.

Een gedeelte van de discussie hierover is reeds voorafgegaan met een beknopte uitleg. Datgene dat we, met de Wil van Allah, hier zullen bespreken over een andere les en voordeel voor de moslims, is wat er gebeurt als zij het Huis van Allah bereiken om de Tawaaf te verrichten. Het is voorgeschreven om op deze plaats de zwarte steen te kussen en de Yamaanie hoek aan te raken. Dit in gehoorzaamheid van Allah en in navolging van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem).

cAbdoellaah ibn cOmar ibn ul-Khattaab (moge Allah tevreden met hen beiden zijn) heeft gezegd: “Ik zag de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) toen hij naar Mekka kwam. Hij raakte de zwarte hoek (zwarte steen) aan het begin van zijn Tawaaf aan en hij liep de eerste drie van de zeven ronden met een snelle pas.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Daarom kussen de moslims de steen in navolging van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem), zijn leiding volgend en vasthoudend aan zijn Soennah. En daarbij het geloof verwerpend dat de zwarte steen voordeel of schade kan brengen of (iets) kan geven of ontnemen. Dit is waarom de leider der gelovigen cOmar ibn ul-Khattaab zei: “Waarlijk, ik weet dat jij een steen bent en niet kan schaden of baten. Als ik de Boodschapper van Allah jou niet had zien kussen, dan zou ik je niet kussen.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Ibn Djarier at-Tabarie heeft gezegd: “Waarlijk, cOmar zei dit omdat de mensen onlangs de Islam waren binnengetreden na het aanbidden van beelden. Hij vreesde dat sommigen die onachtzaam waren het aanraken van de steen zouden zien als het eren van stenen en rotsen, zoals het gebruik was van de voorgaande Arabieren in de tijd van onwetendheid. cOmar had het voornemen om de mensen te onderwijzen dat hij deze steen slechts aanraakte in navolging van de daad van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem). En niet omdat de steen van zichzelf schade of voordeel brengt, wat zij voorheen wel geloofden van hun afgoden.”

(Fath ul-Baarie)

In de overlevering van Aboe Sacied wordt aangehaald dat toen cOmar dit zei, cAli antwoordde door te zeggen: “Waarlijk, het schaadt en brengt profijt.” Daarna vermeldde hij hoe Allah de getuigenis nam van de kinderen van Adam en zij geschreven werden op perkament die vernietigt werd door de steen. Hij ging verder en zei: “Ik hoorde de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zeggen: “De zwarte steen zal op de Dag des Oordeels worden gebracht en het zal een tong hebben en getuigen voor degenen die zich op Tawhied bevonden en het aanraakten.” Echter is deze overlevering niet van de leider der gelovigen cAli ibn abie Taalib. Al-Haafidh Ibn Hadjr zegt in Fath ul-Baarie: “In de keten van overleveraars is Aboe Haaroen al-cAbdie en hij is zeer zwak.”

(Fath ul-Baarie)

Aboe Haaroen is volgens de mensen van kennis Matroek al-Hadieth (zijn overleveringen worden niet geaccepteerd). Sommigen noemen hem zelfs een leugenaar. An-Nasaa’ie geeft aan dat hij Matroek al-Hadieth is. Hammaad ibn Zayd zegt: “Aboe Haaroen al-cAbdie is een leugenaar. In de ochtend zegt hij iets en in de avond iets anders!”

Al-Djawzadjaanie zegt over hem “een lasterende leugenaar” en Ibn Hibbaan zegt: “Hij was gewoon van Aboe Sacied te overleveren wat niet door hem was overgeleverd. Het is niet toegestaan zijn overlevering te noteren, behalve uit verbazing!”

(Tahdhieb ul-Kamaal van al-Mizzie)

Hoe kan iemand deze overlevering dan steunen als dit de staat van de overleveraar is volgens de mensen van kennis?

Het is dus voorgeschreven om alleen de zwarte steen te kussen en als je dit niet kan doen dan het aan te raken. Als het niet mogelijk is om het te kussen of aan te raken, dan is het wijzen ernaar voldoende.

Ook is het voorgeschreven om de Yamaanie hoek aan te raken. Dit kan worden gevonden in twee authentieke boeken. cAbdoellaah ibn cOmar ibn ul-Khattaab zei: “Ik heb de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) niets van het Huis zien aanraken, behalve de twee Yamaanie hoeken.”

(al-Boekhaarie en Moeslim)

Dit maakt duidelijk dat het niet voorgeschreven is om iets van het Huis aan te raken, behalve de twee Yamaanie hoeken. Namelijk de zwarte steen en de Yamaanie hoek.

Sheikh ul-Islam ibn Taymiyah heeft gezegd: “Naast de Yamaanie hoeken dienen geen hoeken, zoals de Shaamie hoeken, te worden aangeraakt. De Profeet (vrede zij met hem) raakte ze specifiek aan omdat ze behoren tot het fundament dat door Ibraahiem (vrede zij met hem) is gelegd. Terwijl de andere hoeken van in het Huis zijn. Daarom dient de zwarte steen te worden aangeraakt en gekust en de Yamaanie hoek te worden aangeraakt maar niet te worden gekust. De twee overige hoeken dienen niet aangeraakt of gekust te worden. Al-Istislaam (volledige overgave) is het aanraken met de hand.

De overige gedeelten van het Huis, de standplaats van Ibraahiem (vrede zij met hem), de gehele moskee en de muren, graven, het huis van onze Profeet (vrede zij met hem), de grot van Ibraahiem, de plaats waar onze Profeet (vrede zij met hem) gewoon was te bidden en andere plaatsen zoals de graven van Profeten en vrome mensen en de steen in Bayt ul-Maqdis, dienen niet aangeraakt of gekust te worden. Alle imams hebben hier consensus over.”

(Al-Fataawa)

Er zijn grootse lessen en voordelen die een moslim kan onttrekken uit het feit dat het aanraken en kussen slechts toegestaan zijn op de specifieke plaats die hierboven is vermeld. Het bewijs staat niet toe dat deze daden ergens anders worden verricht dan deze twee plaatsen. De moslim doet dit in gehoorzaamheid aan Allah en in navolging van Zijn Boodschapper (vrede zij met hem). De moslim gelooft niet dat hij hierdoor (het kussen en aanraken) enig voordeel zal verkrijgen of schade afwendt. Dit zoals in de voorgaande uitleg van de leider der gelovigen cOmar ibn al-Khattaab toen hij de zwarte steen kuste en dit in bijzijn van de mensen deed om hen de onderwijzen en te leiden.

Zoals voorgaande teksten hebben verduidelijkt, behoort het aanraken en kussen van de muren van de Kacbah niet tot de Soennah, met uitzondering van de Yamaanie hoeken of de zwarte steen. De teksten tonen dat ook het aanraken en kussen van de standplaats van Ibraahiem niet behoort tot de Soennah. Want hier is niets over overgeleverd van de Profeet (vrede zij met hem).

Als het (aanraken en kussen) niet toegestaan is bij de Kacbah, waarvan de heiligheid boven andere moskeeën en plaatsen bekend is, dan is het ook niet toegestaan bij de standplaats van Ibraahiem. Hierover zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“En neem de standplaats van Ibraahiem tot gebedsplaats.”

(Soerat al-Baqarah: 125)

Alhoewel het bekend is dat er een standplaats van Ibraahiem in ash-Shaam en andere plaatsen is en andere plaatsen van Profeten die minder zijn dan deze, heeft Allah ons bevolen slechts deze ene standplaats als een gebedsplaats te nemen. En zelfs dan is het niet toegestaan het aan te raken of te kussen (als daad van aanbidding), aangezien er geen bewijs is om zo'n daad goed te keuren.

Weet dus dat de overige plaatsen niet tot een gebedsplaats gemaakt kunnen worden en dat je geen van deze kan aanraken of kussen (om ervoor beloond te worden, red.).

(Al-Fataawa)

Onachtzame mensen moedigen elkaar aan om zich te verzamelen rond relikwieën, tombes, etc. en kussen het, wrijven erover en raken het aan. Zij zoeken zegeningen ervan, vragen om hun steun en hulp. Dit alles heeft niets van doen met de religie. Integendeel, het is duidelijke dwaling en een grote leugen.

Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyah heeft gezegd: “Het aanraken van een graf, ongeacht van wie het is, het kussen, of het erop plaatsen van iemands wang, is verboden. Hierover is consensus onder de moslims. Ook al zijn het graven van Profeten. Niemand van de Salaf (voorgangers) van deze gemeenschap, noch van de imams heeft dit gedaan. Dit behoort namelijk tot Shirk.”

(Al-Fataawa)

Sheikh cAbdoer-Razzaaq ibn cAbdoel-Moehsin al-Badr