Noeh (vrede zij met hem)

14654
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Profeet, diens familie en metgezellen.
Vanuit het nageslacht van Aadam (vrede zij met hem) verkoos Allah, de Verhevene, boodschappers en profeten. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“Waarlijk, Allah verkoos Aadam en Noeh en de familie van Ibraahiem en de familie van cImraan boven de (andere) wereldbewoners.”
(Soerat Aali-cImraan: 33)
Allah zond Noeh naar zijn volk met de Boodschap om hen op te roepen Allah alleen te aanbidden en Hem nimmer deelgenoten toe te kennen. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“Voorzeker, Wij zonden Noeh tot zijn volk en hij zei: ,,O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij: waarlijk, ik vrees voor jullie de bestraffing van een geweldige Dag.”
(Soerat al-Acraaf: 59)
Deze Woorden waren aan het volk van Noeh gericht, omdat zij gewoon waren beelden naast Allah te aanbidden. Dit getuigde van hun dwaling. Ook kenmerkte dit volk zich door opstandigheid en arrogantie. Allah benoemt hun woorden, zeggende (interpretatie van de betekenis):
“En zij zeiden: ,,Verlaat jullie goden niet en verlaat Wadd niet, noch Soewacaa en noch Yaghoeth en Yacoeq en Nasr.”
(Soerat Noeh: 23)
De uitnodiging van Noeh (vrede zij met hem) aan zijn volk werd ononderbroken voortgezet en hij verbleef negenhonderd en vijftig jaar onder hen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En voorzeker, Wij hebben Noeh tot zijn volk gezonden en hij verbleef duizend jaar bij hen, op vijftig jaar na. Toen overviel de zondvloed hen, terwijl zij onrechtvaardigen waren.”
(Soerat al-Ankaboet: 14)
Het volk van Noeh reageerde echter op een ongepaste manier en trok geen lering uit zijn adviezen. Daarentegen ontkenden de vooraanstaanden onder hen de profeetschap van Noeh (vrede zij met hem). Bovendien beschuldigden zij hem van leugenarij en beweerden zij dat zijn volgelingen slechts armen en zwakkelingen waren die weinig snugger waren. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“En de vooraanstaanden van zijn volk, die ongelovig waren, zeiden: ,,Wij zien dat jij slechts een mens bent zoals wij. En wij zien dat niemand jou volgt, behalve degenen die de laagsten zijn onder ons, die simpel zijn. En wij zien dat jullie geen voordeel boven ons hebben. Wij zijn er zelfs van overtuigd dat jullie leugenaars zijn.”
(Soerat Hoed: 27)
Noeh (vrede zij met hem) ging door met het uitnodigen van zijn volk naar het Welbehagen van Allah, behandelde hen goed en benutte elke gelegenheid om hen tot het monotheïsme uit te nodigen. Een klein aantal daargelaten geloofde echter niemand in hem. Zij beledigden en beschuldigden hem juist van krankzinnigheid en poogden hem te stoppen in het verkondigen van de Boodschap. In zoverre dat zij dreigden hem te stenigen als hij niet zou stoppen. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“Zij zeiden: ,,Als jij er niet mee ophoudt, O Noeh, dan behoor jij zeker tot degenen die gestenigd worden!”
(Soerat ash-Shoecaraa’: 116)
Noeh hechtte echter geen enkele waarde aan hun dreigementen en ging volhardend door met het verkondigen van zijn Boodschap, totdat hij hun beledigingen en arrogantie niet langer meer kon verdragen en zich smekend wendde tot Zijn Heer, zeggende:
“Hij (Noeh) zei: ,,Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht opgeroepen. Maar mijn oproep deed hun vluchten (van de Waarheid) slechts toenemen. En waarlijk, telkens wanneer ik hen opriep opdat U hen zou vergeven, stopten zij hun vingers in hun oren en bedekten zij (hun gezichten) met hun kleding en bleven zij uiterst hoogmoedig. Toen heb ik hen waarlijk met een harde stem opgeroepen. Vervolgens heb ik hen waarlijk openlijk toegesproken en hen vertrouwelijk toegesproken, heimelijk. Toen zei ik: ,,Vraagt jullie Heer om vergeving: Hij zal dan overvloedige regens uit de hemel over jullie neerzenden. En jullie bezittingen en kinderen vermeerderen en Hij zal jullie tuinen schenken en Hij zal jullie rivieren schenken.”
(Soerat Noeh: 5-12)
Toen Noeh (vrede zij met hem) de radeloosheid naderde vanwege het ongeloof van zijn volk en hun dreigementen de gelovigen te doden, restte hem niets anders dan het richten van een smeekbede tegen hen, zeggende (interpretatie van de betekenis):
“Mijn Heer, laat op de aarde geen enkele ongelovige in leven. Voorwaar, als U hen (in leven) laat, zullen zij Uw dienaren doen dwalen en zij brengen niets voort dan losbandige ongelovigen.”
(Soerat Noeh: 26-27)
Allah verhoorde het smeekgebed van Zijn Profeet Noeh (vrede zij met hem) en verdronk zijn volk. Hij droeg Noeh op een schip te bouwen ter behoud, zodat hij en de gelovigen hierin konden worden vervoerd. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En er werd aan Noeh geopenbaard: ,,Waarlijk, van jouw volk zal nooit iemand geloven, behalve degenen die reeds geloofden, treur daarom niet over wat zij plachten te doen. Bouw het schip onder Onze Toezicht en Openbaring, en spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij worden verdronken.”
(Soerat Hoed: 36-37)
Nadat Noeh (vrede zij met hem) de bouw van het schip had voltooid, begonnen de tekenen van de aanvang van de bestraffing zich te vertonen. Water begon te ontspringen uit de grond en kwam uit de lucht vallen. Hierop gebood Allah Noeh (vrede zij met hem) van elk levende wezen één paar, zowel een mannelijk als vrouwelijk exemplaar, op het schip te verzamelen om hen te laten overleven. Ook droeg Allah hem op om zijn familie mee te nemen, met uitzondering van de ongelovigen onder hen, zoals één van zijn vrouwen en één van zijn zonen. Daarnaast gebood Allah hem om de gelovigen, die klein in aantal waren, met zich mee te nemen. Allah zegt hierover (interpretatie van de betekenis):
“Totdat, toen Ons bevel (om hen te vernietigen) kwam, en de oven overkookte. Wij zeiden: ,,Laat het (schip) met twee van elke soort, en jouw familie, behalve hen voor wie het woord (van bestraffing) reeds is voorafgegaan. En degene die gelooft. En niemand geloofde met hen, behalve enkelen.” En hij (Noeh) zei: ,,Ga aan boord, (en zeg:) In de Naam van Allah vaart zij haar koers en gaat zij voor anker. Voorwaar, mijn Heer is zeker Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” Hij zei: ,,Ik zal een schuilplaats zoeken in de bergen die mij tegen het water zal beschermen.” Hij (Noeh) zei: ,,Op deze dag is er geen bescherming tegen het Bevel van Allah, behalve voor wie Hij begenadigt.” En de golven scheidden hen en hij behoorde tot de drenkelingen.”
(Soerat Hoed: 40-43)
Noeh werd overspoeld met medelijden voor zijn zoon, waardoor hij zijn Heer vroeg hem te behoeden voor de vernietiging, zeggende (interpretatie van de betekenis):
“En Noeh riep tot zijn Heer, hij zei: ,,O mijn Heer, voorwaar, mijn zoon behoort tot mijn familie, en voorwaar, Uw belofte is de Waarheid. En U bent de Rechtvaardigste der Rechters. Hij (Allah) zei: ,,O Noeh, voorwaar, hij behoort niet tot jouw familie, voorwaar, het is geen rechtschapen daad, vraag Mij daarom niet iets waarover jij geen kennis hebt. Waarlijk, Ik vermaan je, opdat jij niet tot de onwetenden zult behoren.”
(Soerat Hoed: 45-46)
Toen Allah de ongelovigen door verdrinking had vernietigd, beval Hij de aarde het water te absorberen en de hemel de regen vast te houden waarna het schip tot stilstand kwam op de berg Djoedi. De kwestie was opgelost en de overtreders waren hun beloning tegemoet getreden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En er werd gezegd: ,,O aarde, slik je water in,” en: ,,O hemel, droog op.” En het water trok zich terug. En het bevel was uitgevoerd. En het schip ging voor anker bij de berg Djoedi. En er werd gezegd: ,,Verdoemd is het onrechtplegende volk.”
(Soerat Hoed: 44)
Nadat het schip tot stilstand was gekomen, beval Allah Noeh (vrede zij met hem) en de zijnen om het schip in vrede en met zegeningen te verlaten. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“Er werd gezegd: ,,O Noeh, ga van boord met veiligheid van Ons en de zegening over jou en over de gemeenschappen met jou. En Wij schenken genietingen aan gemeenschappen, vervolgens treft hen een pijnlijke bestraffing van Ons.”
(Soerat Hoed: 48)
Zo hielp Allah Noeh (vrede zij met hem) en de gelovigen en richtte hij degenen die niet geloofden te gronde en maakte dit een lering voor de mensheid, zeggende:
“En (gedenkt) Noeh, toen hij Ons vroeger aanriep en Wij hem daarop verhoorden: Wij redden hem en zijn familie van een geweldige ramp. En Wij hielpen hem tegen het volk dat Onze Tekenen loochende. Voorwaar, zij waren een slecht volk. Toen deden Wij hen allen verdrinken.”
(Soerat al-Anbiyaa’: 76-77)
Allah vestigde de Profeetschap en het Boek vanuit het nageslacht van Noeh en Ibraahiem (vrede met hen beide), zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En voorzeker zonden Wij Noeh en Ibraahiem en vestigden onder hun nakomelingen de Profeetschap en de Schrift. Onder hen waren er die de Leiding volgden, maar velen onder hen waren zwaar zondigen.”
(Soerat al-Hadied: 26)
Fragment genomen uit het boek ‘Oesoel ud-Dien il-Islaami’
Sheich Mohammad ibn Ibraahiem at-Toewadjri