Onze moeder beledigen is ongeloof

9577

cAa’ishah, de moeder der gelovigen…

Zij is de vrouw van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) en de meest geliefde persoon bij hem. Haar vader is niemand minder dan Aboe Bakr, de meest geliefde metgezel van de Profeet (vrede zij met hem). Allah, de Verhevene, heeft haar in de Koran benoemd tot ‘de moeder der gelovigen’. Het gaat hier uiteraard om cAa’ishah (moge Allah tevreden over haar zijn). Tegen alle bewijzen in die haar goedheid en vroomheid bevestigen, wordt ze toch door een aantal groeperingen valselijk beschuldigd van verdorven zaken.

In de harten van de gelovigen is cAa’ishah gewaarborgd, gerespecteerd en geliefd. Zij is het ultieme voorbeeld van hoe een gelovige, vrome vrouw moet zijn. Haar erfgoed is haar kennis en de vele overleveringen waar moslims nog dagelijks hun profijt uit halen. De positie die zij van Allah heeft gekregen is verheven.

Valse beschuldigingen

Een aantal Sjiitische groeperingen, zoals de groepering ‘Rawaafidh’, doet er alles aan om de eer van cAa’ishah aan te tasten uit afkeer. Deze Sjiitische groeperingen beschuldigen haar van de meest verdorven zaken, zoals ontucht en overspel. Ze schofferen haar in hun uitingen en noemen haar afvallig en ongelovig. Het is duidelijk dat deze groeperingen ver afgedwaald zijn. Met hun beschuldigingen en schofferingen richting cAa’ishah begaan zij een gigantische zonde, waar een zware bestraffing tegenover staat.

Buiten het geloof treden

Degene die cAa’ishah (moge Allah tevreden met haar zijn) valselijk beschuldigt, treedt hiermee buiten het geloof. Dat geldt ook voor het beledigen van de andere echtgenotes van de Profeet (vrede zij met hem), zijn familieleden en zijn metgezellen. Het meest correcte is dat er overeenstemming bestaat onder de geleerden wat betreft het beschuldigen van cAa’ishah en de andere vrouwen van de Profeet (moge Allah weltevreden met hen allen zijn).

Sheikh ul-Islaam ibnoe Taymiyah zei over het schofferen van één van de echtgenotes van de Profeet en over het schofferen van zijn familieleden en metgezellen dat de rechtsgeleerde (al-Qaadhie) Aboe Yaclaa het volgende heeft gezegd: “Wie cAa’ishah valselijk beschuldigt van datgene waarvan Allah haar heeft vrijgepleit, treedt zonder enig meningsverschil buiten het geloof.” Sheikh ul-Islaam Ibn Taymiyah vervolgde dat hierover overeenstemming is bereikt door meerdere geleerden en dat meerdere geleerden dit oordeel hebben bekendgemaakt.

(as-Saarim ul-Masloel en Tabaqaat ul-Hanaabilah, boekdeel 2, blz. 272 van Aboe Yaclaa)

Allah waarschuwt

De voorman van Ahl us-Soennah, imam Ahmad zegt: “Wie cAa’ishah, de moeder der gelovigen, schoffeert of beticht van datgene waarvan Allah, Verheven en Verheerlijkt is Hij, haar heeft vrijgepleit, is een ongelovige.” Daarna las hij vers 17 van Soerat an-Noer, waarmee hij verwees naar de Waarschuwing van Allah om cAa’ishah nooit meer te betichten van ontucht. In dit vers zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

Allah vermaant jullie om nooit terug te keren naar iets soortgelijks, als jullie gelovigen zijn.”

(cAqiedat ul-Imaam ul-Moebaddjal’ van Aboe Moehammad ibn Tamiem)

Unaniem eens

Over het schofferen van cAa’ishah heeft al-Haafidh Ibn Kathier gezegd: “Alle geleerden van Ahl us-Soennah zijn het er unaniem over eens dat degene die haar na dit allemaal alsnog schoffeert of beticht, zoals vers 23 van Soerat an- Noer het betichten beschrijft, een ongelovige is. Dit omdat deze persoon zich dan halsstarrig opstelt ten opzichte van de Koran.” Ook over dit oordeel is er een overeenstemming.

Allah zegt in vers 23 van Soerat an-Noer (interpretatie van de betekenis):

Voorwaar, degenen die de getrouwde, argeloze en gelovige vrouwen valselijk beschuldigen, zijn vervloekt in deze wereld en in het Hiernamaals. En voor hen is er een geweldige Bestraffing.”

(Tafsier Ibn Kathier, boekdeel 3, blz. 276 en al-Bidaayah wan-Nihaayah, boekdeel 8, blz. 95)

Hoofd van de hypocrieten

Imam Mohammed ibnoe cAbdil-Wahhaab zegt in zijn weerlegging op de Raafidhah (Sjiitische groepering): “Degene die de kuise en reine moeder der gelovigen beticht, van wie vaststaat dat zij zowel in het wereldse als in het Hiernamaals de vrouw is van de Boodschapper (vrede en zegeningen zij met hem, zijn familie, metgezellen en vrouwen), staat op één lijn met cAbdoellaah ibn Oebay ibn Saloel, het hoofd van de hypocrieten.”

Moeders der gelovigen

Sheikh ul-Islaam ibnoe Taymiyah zegt het volgende over het meningsverschil betreffende het al dan niet verketteren van degene die een andere moeder der gelovigen dan cAa’ishah schoffeert: “Het meest correcte is dat degene die één van de moeders der gelovigen schoffeert gelijk staat aan degene die cAa’ishah schoffeert. Dit is ook van Ibn cAbbaas overgeleverd. Door cAa’ishah te schofferen wordt een schande en een ernstige tekortkoming aan het adres van de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) gedaan. Het is zelfs een grotere zonde tegenover de Profeet (vrede zij met hem), dan het huwen van één van zijn vrouwen na zijn dood.

Ik zeg wat Ibn cAbbaas heeft gezegd over het beschuldigen van één van de moeders der gelovigen, wat betreft de Uitspraak van Allah in Soerat an-Noer vers 23. Dit vers slaat specifiek op cAa’ishah en de andere vrouwen van de Profeet. De mogelijkheid tot berouw is er in dit geval niet voor degenen die zich hieraan schuldig hebben gemaakt.”

Daarna reciteerde hij vers 4 van Soerat an-Noer (interpretatie van de betekenis):

En degenen die de kuise vrouwen valselijk beschuldigen en vervolgens niet met vier getuigen komen…” tot aan vers 5 “behalve degenen die hierna berouw tonen en goede daden verrichten…”

Hij legde na zijn recitatie uit dat de personen in dit vers die zich schuldig maken aan het betichten, de mogelijkheid tot berouw hebben. Dit in tegenstelling tot de personen die cAa’ishah en de andere vrouwen van de Profeet valselijk beschuldigen. Eén van de mannen die naar zijn uitleg had geluisterd, had op dat moment de neiging om op te staan en zijn voorhoofd te kussen vanwege zijn mooie uitleg.

Totale afvalligheid

Aboe Mohammed ibn Hazm zegt: “Dit (d.w.z. het betichten van cAa’ishah) behelst totale afvalligheid en het verloochenen van Allah door Zijn Vrijpleiting van haar te ondermijnen. Dit geldt ook voor de overige moeders der gelovigen. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt. Allen zijn ze vrij van valselijke beschuldigingen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

En de goede vrouwen zijn (bestemd) voor de goede mannen en de goede mannen zijn (bestemd) voor de goede vrouwen; zij zijn niet schuldig aan dat wat zij (d.w.z. de leugenaars) zeggen.”

(Soerat an-Noer: 26)

(al-Moehallah)

Ongeloof begaan

Ook Imam al-Qoertoebie verwijst naar vers 17 van Soerat an-Noer (interpretatie van de betekenis):

Allah vermaant jullie om nooit terug te keren naar iets soortgelijks, als jullie gelovigen zijn.”

Hij zegt dat dit vers verwijst naar cAa’ishah, omdat met het Woord ‘hierin’in dit vers verwezen wordt naar datgene wat er is gezegd over één van de vrouwen van de Profeet of iemand anders die gelijk staat aan hun rang. Deze daad leidt ertoe dat de Profeet wordt aangetast in zijn eer en zijn familie. De pleger van deze daad begaat dan ook ongeloof.

(Tafsier al-Qoertoebie, boekdeel 12, blz. 136-137)