In Mattheüs 21: 42-44 zegt Jezus tegen het nageslacht van Israël:
“Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: De steen die de Bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien. Daarom zeg ik u: het Koninkrijk van God zal u worden ontnomen en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen…”
Volgens sommige christenen, die de broeders van al-Yaqeen een brief hebben geschreven als reactie op een door hun geschreven stuk met de titel: “Mohammed in de Bijbel”, doelt Jezus met deze tekst op zichzelf en niet op een Profeet buiten Israël en zeer zeker niet op Mohammed (vrede zij met hem). Het andere volk dat hier ter sprake komt wordt volgens hen vertegenwoordigd door de religieuze leiders. Echter bewijst dit nogmaals hun gebrek aan kennis op het gebied van exegese. Zij zijn kennelijk niet in staat een behoorlijke verklaring te geven voor deze bijbelse teksten die het fundament vormen van hun geloof. De veronderstelling dat Jezus deze woorden heeft gesproken om aan te geven dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen is niet juist en verre van onderbouwd.
Als men de tekst leest, lijkt het overduidelijk dat het koninkrijk wordt weggenomen van het ene volk -Israël, waartoe ook Jezus behoort – en gegeven zal worden aan een ander volk. Als wij de Griekse tekst raadplegen, vinden wij het woord ethnos, een woord dat meestal wordt gebruikt voor een “heidens” volk, en de Arabieren werden destijds beschouwd als een heidens volk. In het christendom gebruikt men de term ‘ethnos’ om niet-christenen aan te duiden, meer specifiek de groep van ongelovigen of van een totaal andere religie en cultuur. Er staat dus ethnos in plaats van Laos; het woord dat meestal specifiek voor Gods volk Israël wordt gebruikt. Dus als wij de Griekse tekst raadplegen, dan staat er: ‘het koninkrijk van God zal gegeven worden aan een volk dat tegenover Israël staat.’ Bij het uitleggen van dit soort teksten moeten de christenen oppassen dat zij niet vanuit eigen perspectief, een vertekend beeld gaan geven van deze woorden. Nu is mijn vraag aan hen; behoort Jezus zelf tot het volk dat het koninkrijk van God heeft mogen ontvangen of niet? Zij zullen allen zeggen dat hij zelfs de brenger en stichter is van dit koninkrijk en natuurlijk behoort hij tot dit verkozen volk.
Maar laten wij nu de gelijkenis aanhalen die Jezus als inleiding presenteerde op het verhaal van de bouwlieden. Hij zei namelijk:
“Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde. Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar met hen deden ze hetzelfde. Tenslotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: ,,Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken”, en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen? Zij antwoordden: ,,De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.”
(Mattheüs 21: 33-41)
Deze vergelijking die door Jezus wordt gemaakt, leert ons dat de heer van de wijngaard veel geduld heeft met de huurders en knechten blijft sturen. Hiermee wordt het parallel getrokken met God. Hij heeft meerdere profeten gestuurd naar de kinderen van Israël en stuurde volgens de christenen uiteindelijk Zijn Eigen zoon naar hen toe. Verheven is Allah boven het hebben van een zoon. De pachters kozen ervoor om de zoon eveneens te vermoorden, zodat zij de wijngaard zouden erven en geen huurprijs meer hoefden te betalen. Zij wilden zijn dood dus gebruiken voor hun eigen voordeel. En dit is precies wat er volgens hun valse overtuiging gebeurd is met Jezus.
Het gevolg hiervan is dat deze slechte pachters, middels het doden van de zoon, door de Heer uit de wijngaard worden gegooid en er nieuwe mensen komen om deze te beheren. Mensen die de Heer zullen dienen en die wel zullen luisteren. Aansluitend op het verhaal zegt Jezus: “Het koninkrijk van God zal u worden ontnomen en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen.” Dus hoe kan Jezus de stichter en voorman zijn van de nieuwe huurders van de wijngaard, terwijl de overdracht pas plaatsvond na de dood van de zoon van de heer, oftewel na de dood van Jezus? Uit het verhaal is ook op te maken dat de komst van de zoon niets aan de situatie heeft veranderd. En ik kan mij werkelijk niet voorstellen dat er een christen bestaat die zich in deze opvatting kan vinden, namelijk dat de komst van Jezus niets heeft opgeleverd. Christenen geloven daarentegen dat met de komst van Jezus het koninkrijk van God haar intrede heeft gedaan en de verhalen over Jezus die zieken genas, demonen verdreef en een nieuwe levensethiek onderwees, worden door hen als een demonstratie van dat koninkrijk van God beschouwd.
Tevens verwijst het koninkrijk van God, volgens de christenen, naar de veranderende staat van ziel of gedachte binnen het Christendom. Ook dit fenomeen was ten tijde van Jezus volop aanwezig onder zijn apostelen en volgelingen. Dit bevestigt nogmaals dat de nieuwe huurders van de wijngaard, welke als metafoor dient voor het koninkrijk van God, niet Jezus en zijn volgelingen kunnen zijn. Dit omdat de overdracht van de wijngaard en dus van het koninkrijk pas op gang komt als de zoon reeds de dood heeft gevonden en niet eerder. Om dit bevestigd te krijgen is het voldoende om nogmaals de woorden van Jezus aan te halen, hij zegt namelijk: “Het koninkrijk van God zal jullie worden ontnomen en gegeven worden aan een volk dat wel vrucht laat dragen.” Hij zegt: “Het zal jullie worden ontnomen.” En we weten allemaal dat het werkwoord “zal” gebruikt wordt om uit te drukken dat iets in de toekomst staat te gebeuren en niet in de tegenwoordige tijd. Dus het afnemen van het koninkrijk en dit vervolgens aan anderen geven, deed zich niet voor ten tijde van Jezus, maar daarna.
Wij lezen bovendien in de Bijbel dat Johannes de Doper zegt: “Komt tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!”
(Matteüs 3 : 2)
Het gegeven dat Johannes de Doper het koninkrijk van God verkondigde als zijnde iets dat nog komen zal, is het onomstotelijke bewijs dat dit koninkrijk niets te maken heeft met Jezus die toentertijd reeds aanwezig was.
Ook stuurde Jezus zijn leerlingen er op uit met de volgende boodschap: “Als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!”
(Lucas 10:10-11)
Uit deze en andere teksten is duidelijk op te maken dat het koninkrijk van God ten tijde van Johannes en Jezus (vrede zij met hen beiden) niet zichtbaar is geworden. Het bestond zelfs niet in de tijd van de apostelen die zich moesten beperken tot het zeggen van de volgende woorden: “het koninkrijk van God is nabij!”
In het licht van het voorgaande kunnen wij niet anders concluderen dan dat de genoemde Hoeksteen die door de bouwlieden is verworpen niet Jezus maar Mohammed is. Dit ook om de volgende reden, namelijk het feit dat deze gekozen hoeksteen wonderbaarlijk is in de ogen van de kinderen van Israël. Dit geeft duidelijk aan dat deze voort zal komen uit een onverwachte hoek. Namelijk uit het nageslacht van Ismael, die door de Israëlieten als een verworpeling wordt beschouwd. En gelet hier op het verband tussen de steen die door de bouwlieden wordt verworpen en Ismael die in Israëlitische kringen als verworpeling wordt beschouwd, omdat hij de zoon wasvan een Egyptische slavin en dus volgens de lieden van het boek niet als wettelijke erfgenaam werd gezien van het Verbond tussen God en Abrahams nakomelingen. Jezus daarentegen is van joodse komaf en zijn profeetschap kan niet als vreemd worden ervaren door de Israëlieten.
Daarom wil ik jullie herinneren aan de volgende woorden van onze Profeet (vrede zij met hem), die een afstammeling is van Ismael. Hij zegt namelijk het volgende: “Waarlijk, ik en de profeten voor mij zijn te vergelijken met een bouwwerk dat door een man gebouwd wordt, een mooi aanzien wordt gegeven, behalve de plaats van één hoeksteen die leeg is blijven staan. De mensen die dit gebouw kwamen bezichtigen, vonden het ontzettend mooi, maar zeiden steeds: ,,Was die laatste hoeksteen maar ook geplaatst.” Toen zei de Profeet (vrede zij met hem): “Ik ben die laatste steen en ik ben de laatste der profeten.”
(al-Boekhaari)
Ook wil ik toevoegen dat de overdracht van het profeetschap naar een ander volk, ook ergens anders in de bijbel ter sprake komt. Zo lezen wij in Genesis 49: 10 dat Jacob zijn kinderen verzamelde en tegen hen zegt:
“De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt die er recht op heeft, die alle volkeren zullen dienen.”
Een scepteris een stok die geldt als machtssymbool van een koning en Juda is de stamvader van één van de twaalf stammen van Israël waaruit de meeste joden voortkomen. En ‘Silo’ betekent volgens de christenen de ‘rustbrenger’ of ‘hij die het (uiteindelijk) allemaal toekomt’.
Uit de voorgaande tekst is dus duidelijk op te maken dat de scepter, die hier symbool staat voor het profeetschap, in het bezit van de kinderen van Israel zal blijven totdat Silo, oftewel de rustbrenger, komt. Ook kunnen wij concluderen dat Silo geen onderdeel uitmaakt van het nageslacht van Juda. Hij is dus geen Jood, want met zijn komst verdwijnt volgens Jacob de scepter uit de handen van de kinderen van Israel en wordt deze aan anderen overhandigd waartoe Silo behoort. De christenen menen dat met ‘Silo’ Jezus wordt bedoeld. Maar dit is onmogelijk, want Jezus is van Joodse komaf en zorgde juist voor het aanblijven van de scepter binnen het nageslacht van Israël. Ook heeft hij te kennen gegeven in Matteus 5:17 de wet die toentertijd onder de Joden gold niet te willen opheffen, maar juist deze te vervullen.
Uit de voorgaande teksten is duidelijk op te maken dat het profeetschap bij de kinderen van Israël zal worden weggenomen en gegeven zal worden aan een volk dat weinig eerbied en respect geniet bij de kinderen van Israël. En ik kan mij werkelijk geen ander volk dan de Arabieren bedenken die afstammelingen zijn van Ismael en die in de ogen van de Israëlieten als verworpeling werd beschouwd. In Genesis 32:21 lezen wij:
“Met niet-goden hebben zij Mij getart, met hun goden van niets Mij getergd. Nu tart Ik hen met een niet-volk en terg hen met een volk van niets.”
Dus als gevolg van hun aanhoudende en steeds groter wordende ongehoorzaamheid jegens God. En daarbij moet men denken aan zaken zoals het aanbidden van het kalf, het vereren van andere goden, het schenden van het verbond en het verwerpen van de religieuze voorschriften. Als vergelding hiervoor doet God de belofte dat hij de kinderen van Israël zal tergen met een volk van niets. En het waren de Arabieren die toentertijd, in tegenstelling tot andere volkeren, als een volk van niets werden beschouwd, als dwazen omdat zij onwetend en ongeordend waren op alle gebieden. De bewijzen spreken dus voor zich.
Tenslotte wil ik zeggen dat deze woorden van mij aangaande de tekst van Mattheüs 21: 42-44 in eerste instantie bedoeld waren als reactie op de vraag van een christen, maar nog belangrijker is dat hiermee met de toestemming van Allah de weg geopend wordt voor eenieder die zoekende is naar de Waarheid om deze te leren kennen. De waarheid die slechts te vinden is in de Islam. De Waarheid die alleen tot haar recht komt door het volgen van de Profeet (vrede zij met hem) en daarom vraag ik Allah om iedereen naar deze bevrijdende Waarheid te leiden.
Uitgetypte lezing van Aboe Ismail
Locatie: Moskee as-Soennah