Mohammed in de bijbel

42288

Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met de Profeet Mohammed.

Voorts,

Het is algemeen bekend dat Allah Aadam deed neerdalen naar de aarde om hem en zijn nakomelingen op de proef te stellen wat betreft aanbidding en gehoorzaamheid. Dit ter voltooiing van het volgende vers:

“En Ik heb de Djinn en de mens slechts geschapen om Mij te aanbidden.”

(Soerat adh-Dhariyyaat: 56)

Degenen die zich aan de voorschriften van Allah weten te houden, zullen in aanmerking komen voor verlossing en redding. En degenen die er voor kiezen om de Satan te aanbidden, zullen van het rechte Pad afdwalen en vernietigd raken. Allah zegt namelijk:

“Wij zeiden: ,,Daalt allen neer van haar (het Paradijs). En, indien er leiding van Mij tot jullie komt, zullen zij, die Mijn leiding volgen, vrees noch droefheid kennen. En degenen die niet geloven en Onze tekenen verloochenen, zullen de bewoners van het Vuur zijn; zij zullen daarin verblijven.”

(Soerat al-Baqarah: 38-39)

De mensen hebben tien eeuwenlang Allah alleen aanbeden – Dit vanaf de tijd van Aadam tot aan de tijd van Noeh (vrede zij met hen beiden) – Daarna begon veelgodendom zich onder de mensen te verspreiden als gevolg van de verering van een aantal overleden rechtschapen mensen. Hun dood heeft er toe geleid dat de mensen van hun tijd onder aanvoering van de Satan beelden van hen zijn gaan maken en beelddiensten zijn gaan houden. En na dit incident openbaarde Allah aan Noeh om de mensen at-Tawhied (eenheid van Allah) in herinnering te gaan brengen. Een missie die negenhonderd en vijftig jaar zou gaan duren. Allah zegt:

“Voorwaar, Wij zonden Noeh tot zijn volk, en hij verbleef onder hen duizend jaar op vijftig jaar na. Vervolgens werden zij door de zondvloed ondergelopen terwijl zij onrechtvaardig waren.”

(Soerat al-cAnkaboet: 14)

En het was uiteindelijk slechts een klein groepje dat zijn vertrouwen stelde in Noeh en hem heeft gevolgd. Hierop richtte Noeh zich smekend ten hemel en zei:

“Noeh zeide: ,,Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en volgen iemand wiens bezit en kinderen slechts tot zijn ondergang hebben bijgedragen. En zij hebben een vreselijk plan gesmeed. En zeggen tegen elkander: ,,Verlaat uw goden nooit. Verlaat noch Wodd, noch Sowa, noch Jaghoes en Jacoeq en Nasr. En zij hebben velen doen dwalen, en doet de onrechtplegers slechts in dwaling toenemen." Daarom werden zij vanwege hun zonden verdronken en in het Vuur gedreven. En zij konden buiten Allah om geen helpers vinden. En Noeh had gezegd: "Mijn Heer, laat in het land geen huis van de ongelovigen achterblijven; Want als U hen achterlaat zullen zij Uw dienaren op een dwaalspoor zetten en zij zullen niets dan een verdorven en ondankbaar nageslacht voortbrengen.”

(Soerat Noeh: 21-27)

Na de tijd van Noeh, leefden de mensen voor enige tijd nog volgens de richtlijnen van at-Tawhied, maar daarna belandden zij opnieuw in een spinnenweb van Shirk. Dus er volgde een reeks van profeten die steeds belast werd met de opdracht om de mensen weer terug te leiden naar Het Pad van Allah. En één van die profeten was Moesa (vrede zij met hem). Hij was één van de meest succesvolle profeten die naar het huis van Israël zijn gezonden. Toch heeft hij enorm geleden onder het verzet, tegenwerking en veel vragen van zijn volk. Allah zegt:

“En toen Mozes tot zijn volk zei: ,,O mijn volk, jullie hebben julliezelf onrecht aangedaan door het kalf te aanbidden: daarom dienen jullie berouwvol tot jullie Heer terug te keren en doodt julliezelf, dat is het beste voor jullie Bij jullie Heer". Daarna Vergaf Hij jullie jullie zonden. Voorzeker, Hij is Berouwaanvaardend, Genadevol. En (gedenk) toen Jullie zeiden: ,,O Mozes, wij zullen je niet geloven, totdat wij Allah openlijk mogen aanschouwen", toen trof jullie een donderslag, terwijl jullie toekeken. Toen wekten Wij jullie weer op na jullie dood, opdat jullie dankbaar zouden zijn.”

(Soerat al-Baqarah: 54-56)

Nadat Moesa het leven liet, is zijn boek voor een lange tijd als wet blijven gelden onder de kinderen van het huis van Israël. En alle profeten die daarna zijn gekomen verwezen de mensen terug naar de Thora; het boek van Moesa. Dit duurde voort tot aan de komst van cIesa (vrede zij met hem) die met een aantal aanpassingen op de Thora was gekomen. Daarom staat er in de Koran dat cIesa het volgende tegen het nageslacht van Israël zegt:

(Ik ben tot jullie gekomen) bevestigende voor datgene wat vóór mij was, namelijk, de Torah en om jullie iets, van wat jullie (eerder) verboden was gemaakt toe te staan; en ik ben tot jullie gekomen met een teken van jullie Heer, vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij.”

(Soerat Aali cImraan: 50)

En deze woorden van cIesa worden tevens bevestigd door de teksten in de bijbel. Zo staat in Matteüs 5: 17 vermeld dat cIesa zegt: "Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen."

En met het opvaren van cIesa naar de hemel is dan ook een einde gekomen aan deze tendens van gezonden profeten naar het huis van Israël. Want het was tijd geworden om het profeetschap te overhandigen aan een andere natie. En daarom zegt cIesa in de Bijbel tegen het nageslacht van Israël: "Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen."

(Mattheüs 21: 42-44)

Het was uiteindelijk het Arabische volk dat met deze grote eer mocht opstrijken. Het volk van de laatste profeet Mohammed (vrede zij met hem). En met de woorden "En wie op dezen steen valt zal verpletterd worden, en op wien hij valt, die zal hij vermorzelen" bedoelt cIesa te zeggen dat eenieder die de voortgang van de Boodschap van de Islam zal proberen te beletten, vermorzeld en verpletterd zal worden. En het feit dat de bouwlieden deze steen zullen verwerpen, geeft aan dat het hier om iemand gaat die van weinig betekenis wordt geacht door de kinderen van Israël. En de enige op wie deze woorden van toepassing kunnen zijn is Mohammed, aangezien hij een afstammeling is van Ismaël, de zoon van Haadjar, over wiens nageslacht niet al te serieus wordt gedaan omdat zij slechts een slavin was. Maar Allah besloot deze kleinzoon van Haadjar tot een grote Profeet te maken. De allergrootste wel te verstaan. Allah zegt:

“Mohammed is de Boodschapper van Allah. En zij, die met hem zijn, zijn niet toegevend tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Jij ziet hen zich buigen en nederwerpen (in gebed), Allah's genade en Zijn welbehagen zoekende – Op hun aangezicht zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Torah. En hun beschrijving in De bijbel. Als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en die versterkt, waardoor zij dik wordt en op eigen stengel komt te staan, tot vreugde van de zaaiers en woede van de ongelovigen. Allah heeft aan de gelovigen die goede werken doen, vergiffenis en een grote beloning beloofd.”

(Soerat al-Fath: 29)

Ook zegt Allah:

“Zij, die de boodschapper, de ongeletterde profeet volgen, die zij in de Torah en de Bijbel beschreven vinden, Hij die hen het goede opdraagt en het kwade verbiedt, veroorlooft hun de goede dingen en verbiedt hen de slechte dingen en ontheft hen van de last en de boeien die hen bonden. Zij, die in hem geloven en hem eren en ondersteunen en het licht dat met hem is nedergezonden volgen, zullen geheid slagen.”

(Soerat al-Acraaf: 157)

Allah stuurde ter afsluiting van alle eerdere profeten een ongeletterde Profeet met een boodschap die zich kenmerkt door soepele en gemakkelijke voorschriften die door iedereen en zonder enige moeite tot uitvoer kunnen worden gebracht. Ook heeft Hij (Allah) zorg gedragen voor het veiligstellen en waarborgen van deze universele boodschap. Want het gaat hier per slot om de laatste boodschap die als bewijs geldt tegen de mensheid. Allah zegt namelijk:

“En Wij zullen niet straffen totdat Wij een boodschapper hebben gezonden.”

(Soerat al-Israa’ : 15)

Ook zegt Allah:

“En jullie Heer zal de steden niet vernietigen, voordat Hij in de hoofdstad een boodschapper heeft verwekt die hun Ons woord verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij de bewoners er van onrechtvaardig zijn.”

(Soerat al-Qasas: 59)

Alle profetieën die spreken over de laatste profeet in de eerdere boeken, kunnen slechts van toepassing zijn op Mohammed (vrede zij met hem). Want de enige persoon die na cIesa bijgestaan werd door de wonderen van Zijn Heer, gehoorzaamd werd door zijn volk, uitnodigde naar de eenheid van Allah en grote zeges kende, was Mohammed (vrede zij met hem). En ook was hij de enige profeet die gezonden was naar de werelden. Zo zegt hij (vrede zij met hem) in een overlevering van al-Boechari en Moeslim: “Voorheen, werd de profeet specifiek naar zijn volk gestuurd, en ik ben (daarentegen) naar de algehele mensheid gestuurd.”

Zelfs cIesa (vrede zij met hem) was slechts belast met het uitdragen van de goddelijke boodschap aan zijn volk alleen. Hij zegt namelijk in Mattheüs 15: 24: “Ik ben alleen tot de verloren schapen van Israëls huis gezonden.”

De goddelijke wijsheid heeft beslist dat Mohammed de zoon van cAbdullah met zijn optreden de reeks van profeten zal sluiten. Allah zegt namelijk:

“Mohammed is niet de vader van één van jullie mannen, maar de Boodschapper van Allah en de laatste der profeten.”

(Soerat al-Ahzaab: 40)

En natuurlijk zijn er ook teksten in de Bijbel te vinden die deze zaak bevestigen, zo is de volgende tekst te vinden in Genesis 17: 15-21: “Voorts sprak God tot Abraham: Sarai, uw vrouw, moet gij niet Sarai, maar Sara noemen; Ik zal haar zegenen en geef u ook bij haar een zoon; ja, haar zegenen zal ik, zodat zij tot natiën wordt: koningen van volkeren zullen uit haar voortkomen. Toen viel Abraham op zijn aangezicht en lachte, terwijl hij bij zichzelven zeide: Zal een honderdjarige een zoon krijgen, en Sara, een negentigjarige, een kind ter wereld brengen? En Abraham zeide tot God: Och, mocht Ismael leven voor uw aangezicht! Maar God sprak: Neen, neen. Uw vrouw Sara zal u een zoon baren, dien gij Izaak zult heten; met hem zal ik mijn verbond bevestigen tot een eeuwig verbond voor zijn kroost. Ook wat Ismael aangaat heb ik u verhoord; zie, ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar maken en zeer, zeer vermenigvuldigen: twaalf vorsten zal hij verwekken, en ik zal hem tot een groot volk maken. Maar mijn verbond zal ik bevestigen met Izaak, dien Sara u op dezen tijd in het volgend jaar baren zal.”

En natuurlijk zijn er ook teksten in de Bijbel te vinden die deze zaak bevestigen, zo is de volgende tekst te vinden in Genesis 17: 15-21: “Voorts sprak God tot Abraham: Sarai, uw vrouw, moet gij niet Sarai, maar Sara noemen; Ik zal haar zegenen en geef u ook bij haar een zoon; ja, haar zegenen zal ik, zodat zij tot natiën wordt: koningen van volkeren zullen uit haar voortkomen. Toen viel Abraham op zijn aangezicht en lachte, terwijl hij bij zichzelven zeide: Zal een honderdjarige een zoon krijgen, en Sara, een negentigjarige, een kind ter wereld brengen? En Abraham zeide tot God: Och, mocht Ismael leven voor uw aangezicht! Maar God sprak: Neen, neen. Uw vrouw Sara zal u een zoon baren, dien gij Izaak zult heten; met hem zal ik mijn verbond bevestigen tot een eeuwig verbond voor zijn kroost. Ook wat Ismael aangaat heb ik u verhoord; zie, ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar maken en zeer, zeer vermenigvuldigen: twaalf vorsten zal hij verwekken, en ik zal hem tot een groot volk maken. Maar mijn verbond zal ik bevestigen met Izaak."

Deze tekst geeft duidelijk aan dat de gunst van Allah zowel Izaak als Ismaël zal toekomen, en niet alleen Izaak zoals de Joden en de Christenen willen doen geloven. Dit wordt nog eens bevestigd door datgene wat terug te lezen is in Genesis 21: 9: “Daar zag Sara den zoon van Hagar, de Egyptische, dien deze aan Abraham gebaard had, lachend spelen, en zij zeide tot Abraham: Drijf die slavin met haar zoon uit; want de zoon dier slavin mag geen mede-erfgenaam van mijn zoon, van Izaak, zijn. Dit mishaagde (ergeren) Abraham zeer ter wille van zijn zoon (Ismaël); maar God zeide tot Abraham: Het mishagen u niet om den knaap en om uw slavin. Wees Sara ter wille in alles wat zij tot u zegt; want door Izaak zult gij kroost erlangen dat uw naam draagt. Doch ook den zoon der slavin zal ik tot een volk maken, omdat hij uw telg (afstammeling) is.”ien Sara u op dezen tijd in het volgend jaar baren zal.”

Dus hier geeft Allah aan dat beide zoons van Ibraahiem aanspraak zullen maken op het profeetschap. En dat Ismaël uit zal groeien tot een groot volk. En dit werd nog eens benadrukt door de engel die zich aan Haadjar toonde en tegen haar zei: “En de engel Gods riep tot Hagar uit den hemel en zeide tot haar: Wat deert u, Hagar? Vrees niet; want God heeft den knaap gehoord, zoals zijn naam aanduidt. Sta op, neem den knaap op en houd hem stevig vast; want ik zal hem tot een groot volk maken. Toen opende God haar ogen en zij zag een waterput, ging den zak met water vullen en gaf den knaap te drinken. En God was met den knaap; hij groeide op, vestigde zich in de woestijn en werd een boogschutter. Zo woonde hij in de woestijn Paran.”

(Genesis 21: 17-21)

En de enige profeet die er in geslaagd is om verschillende naties in overeenstemming met elkaar te brengen is Mohammed (vrede zij met hem). Voor zijn komst waren de Arabieren elkander vijandig gezind en verwikkeld in onderlinge strijd, ook speelden zij geen grote rol op het gebied van de wereldeconomie, politiek en geschiedenis. Toch wist Mohammed deze mensen onder een vlag te verenigen, namelijk die van de Islam. Later zouden zich ook de andere naties aansluiten bij de gelederen van Mohammed. En hiermee is dan ook de volgende bijbelse profetie uitgekomen: “Met den naam van uw (Abraham) kroost (kind) zullen alle volken der aarde zich zegen toebidden; omdat gij naar mij geluisterd hebt.”

(Genesis 22:18)

En het is algemeen bekend dat de profeten die tot het nageslacht van Izaak behoren, zich slechts op de kinderen van het huis van Israël hebben toegespitst. Dus het kan ook niet anders of de voorgenoemd tekst moet op Mohammed van toepassing zijn, die ook een afstammeling is van Ibraahiem. Allah zegt over hem:

“Zeg: ,,O mensen, ik ben als boodschapper van Allah naar jullie allen gezonden.”

(Soerat al-Acraaf: 158)

“En Wij hebben u slechts gezonden als een brenger van blijde tijdingen en een waarschuwer voor de gehele mensheid.”

(Soerat Saba’: 28)

Natuurlijk zullen sommige mensen dit proberen te ontkrachten door te zeggen dat ook het Christendom door vele naties in de armen is gesloten, maar wij hebben eerder een uitspraak van cIesa in de Bijbel aangehaald waarin duidelijk staat aangegeven dat zijn boodschap slechts gericht was tot de Israëlieten. En voeg daaraan toe dat deze volkeren die hun toetreden tot het Christendom hebben gemaakt, niet de werkelijke boodschap van cIesa verkondigd hebben gekregen, maar een misvormde versie hiervan, namelijk één die vermengd is met veelgodendom en dwaalleer. Dit terwijl de boodschap van Mohammed gevrijwaard is gebleven van polytheïsme en verering van valse goden.

En aangezien wij toch bezig zijn, laten wij van deze gelegenheid gebruik maken om een misverstand uit de wereld te helpen. Volgens het Oude Testament was het Izaak die door zijn vader Abraham op de bergtop opgeofferd zal worden. Er staat namelijk: “Na deze geschiedenissen beproefde God Abraham, en sprak tot hem: Abraham! En hij antwoordde: Hier ben ik. En Hij sprak: Neem uwen enigen zoon, dien gij liefhebt, Isaäk; en ga heen in het land Moría, en offer hem aldaar tot een brandoffer op een berg, dien Ik u zeggen zal.”

(Genesis 22: 1-2)

Het is echter zonneklaar dat de naam Ismaël in deze tekst is vervangen door de naam Izaak. Want in diezelfde bijbel staat aangegeven dat Ismaël 14 jaar lang het enige kind was van Abraham, pas daarna is Izaak ter wereld gekomen. In Genesis 16:16 staat namelijk: “Abram was zes en tachtig jaar oud toen Hagar hem Ismael baarde.” En in Genesis 21 : 5 wordt ons het volgende bekend gemaakt: “Abraham was honderd jaar oud toen hem zijn zoon Izaak geboren werd.”

Dus de titel van eerstgeborene en enige zoon komt Ismaël toe en niet Izaak, en het feit dat zijn moeder een slavin was, verandert volgens de Bijbel niets aan deze situatie. “Wanneer iemand twee vrouwen heeft, de ene geliefd en de andere niet geliefd, en zij baren hem zonen, zowel de geliefde als de niet geliefde, en de eerstgeboren zoon is van de niet geliefde, dan is het hem niet geoorloofd, wanneer hij zijn bezittingen aan zijn zonen toewijst, den zoon der geliefde vrouw het deel des eerstgeborenen te geven, met voorbijgang van den zoon der niet geliefde, die de eerstgeborene is; maar den eerstgeborene, den zoon der niet geliefde vrouw, moet hij erkennen, door hem van alwat hem toebehoort een dubbel deel te geven; want hij is de eersteling zijner sterkte, hem komt het recht der eerstgeboorte toe.”

(Deuteronomium 21 : 15-17)

Ook vinden wij in Jesaja 42: 1-4 de volgende tekst die geen ruimte voor twijfel laat over het profeetschap van Mohammed: "Ziedaar mijn dienaar, dien ik steun, mijn uitverkorene, in wien ik welgevallen heb! Ik heb mijn geest op hem gelegd; hij zal den natiën het recht afkondigen. Hij schreeuwt noch verheft zijn stem, hij doet zich op straat niet horen; het geknakte riet breekt hij niet, de kwijnende pit dooft hij niet uit; naar waarheid kondigt hij het recht af. Hij zal niet kwijnen of geknakt worden, totdat hij op aarde het recht vaststelt en verre streken naar zijn wet uitzien."

In eerste instantie wordt hier gesproken over een profeet waarnaar verwezen wordt met de termen "mijn dienaar" en "uitverkoren", daarna wordt er gezegd dat zijn boodschap zich in diens tijd zal uitstrekken over de verschillende naties. En het is algemeen bekend dat cIesa er niet eens in is geslaagd is om zijn wetten af te kondigen aan zijn volk, laat staan aan andere naties. Ook wordt hier gesproken van een wet die deze profeet eigen is, en wij weten dat cIesa in zijn boodschap steeds terug verwees naar de wetten van Moesa. Zo zegt hij in één van zijn laatste adviezen richting zijn volgelingen: "Op den stoel van Mozes zitten de schriftgeleerden en Farizeeën. Doet daarom nauwgezet alwat zij u zeggen; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het wel maar doen het niet."

(Mattheüs 23: 1-3)

Ook valt ons op dat deze profeet niet zal kwijnen, noch overwonnen zal worden en dat hij het leven niet zal verlaten alvorens hij de boodschap heeft voltooid. En dit kan absoluut niet van toepassing zijn op cIesa wiens verkondiging van korte duur was en volgens de Christenen zelfs opgepakt is en door zijn vijanden aan het kruis is geslagen.

Als wij deze tekst van Jesaja verder lezen, komen wij een andere opmerkelijke vinding tegen, namelijk het volgende: "Zingt tot eer van den Heer een nieuw lied, een loflied op hem van het einde der aarde; buldere de zee en haar volheid, de kustlanden en hun bewoners! Dat de woestijn met haar steden zich verblijde, de dorpen waarin Kedar woont! Dat de rotsbewoners jubelen, galmen van den top der bergen!"

(Jesaja 42 : 10-11)

En de voorgenoemde Kedar is de kleinzoon van Ismaël, zoals vermeld staat in Genesis 25: 13: "Dit zijn de namen van Ismaels zonen, hun namen naar hun afstamming. Ismaels eerstgeborene was Nebajoth, dan Kedar Adbeel, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, Itur, Nafis en Kedma.Dat zijn de zonen van Ismael, en dat hun namen in hun dorpen en kampen, twaalf vorsten hunner stammen."

Maar het beste moet nog komen. Want deze tekst van Jesaja geeft duidelijk aan dat de vijanden van deze profeet stenenaanbidders waren, terwijl het volk van cIesa een joodse achtergrond had en dus mensen waren die in de eenheid van god geloofden. Er staat namelijk het volgende: “Dan zal ik blinden leiden op een weg dien zij niet kennen, hen doen treden op hun onbekende paden; de duisternis zal ik voor hen uit in licht verkeren, het hobbelige in een vlakte. Als ik deze dingen zal gedaan hebben en niet halverwege gelaten, dan deinzen achteruit en schamen zich diep wie op beelden vertrouwen en tot gietwerk zeggen: Gij zijt onze goden! Gij, doven, hoort, en gij, blinden, ziet scherp toe!”

(Jesaja 42 : 16-18)

Ook merken wij op dat het hier om een krijgsman gaat, en wij weten allemaal dat cIesa geen krijgsman was, terwijl Mohammed daarentegen de nodige veldslagen op zijn naam heeft staan. “Laten zij den Heer ere geven, zijn lof in verre streken verkondigen! De Heer zal uittrekken als een held, als een krijgsman van strijdlust blaken, den oorlogskreet aanheffen, ja uitschreeuwen, op zijn vijanden losstormen.”

(Jesaja 42 : 12-13)

Tevens komen wij in de evangelie van Johannes de volgende woorden van cIesa tegen: “Ik heb u nog veel te zeggen, doch gij kunt het nu niet dragen; maar wanneer deze, de Geest der waarheid, komen zal, zal hij u in alle waarheid leiden; want hij zal van zichzelven niet spreken, maar hetgeen hij horen zal, dat zal hij spreken, en wat toekomende is, dat zal hij u verkondigen.”

(Johannes 16: 12-13)

Als wij deze tekst onder de loep nemen, dan zien wij dat de leerlingen van cIesa niet bij machte waren om de boodschap in zijn totaliteit te bevatten en vervolgens aan anderen over te dragen. Want cIesa zegt tegen hen: “Ik heb u nog veel te zeggen, doch gij kunt het nu niet dragen.” Ook blijkt uit andere teksten dat zij nog niet klaar waren voor het dragen van deze grote verantwoordelijkheid, want zo zegt cIesa tegen hen in Johannes 16: 32: “Zie, de ure komt en is gekomen dat gij verstrooid wordt, ieder naar zijn huis, en mij alleen laat. Maar ik ben niet alleen; want de Vader is bij mij.”

Vervolgens verwijst cIesa naar de Profeet die na hem zal komen met de woorden ‘De Geest der waarheid’ en één van zijn belangrijke kenmerken is dat ‘hij zal van zichzelven niet spreken, maar hetgeen hij horen zal, dat zal hij spreken.’ En dit zijn precies de woorden die terug te vinden zijn in de koran en die kenmerkend zijn voor Mohammed:

“En hij spreekt niet uit eigen begeerte. Het is slechts de Openbaring die aan hem wordt geopenbaard.”

(Soerat an-Nadjm: 3-4)

Ook is Mohammed met zaken van het ongeziene gekomen die vaak tot in de kleinste details worden beschreven en die door de meeste mensen in de tijd van cIesa niet begrepen zouden worden en dus ook niet te dragen waren zoals cIesa tegen zijn leerlingen zegt. Zaken zoals de eigenschappen van Allah, de beschrijving van de engelen, het paradijs, de hel, de tekenen van het Uur enz.

Daarnaast zegt cIesa in Johannes 15: 26: “Maar wanneer de Trooster komen zal, dien ik u zenden zal van den Vader, de Geest der waarheid, die van den Vader uitgaat, die zal van mij getuigen;”

In de originele Griekse tekst staat i.p.v. Trooster letterlijk het woord ‘Parakleet’. Dit woord heeft een waaier van betekenissen waaronder ook ‘de geprezene’, wat de letterlijke vertaling is van het woord ‘Mohammed’. De christenen menen daarentegen dat dit woord het volgende betekent: 'degene die erbij geroepen wordt', hetgeen ook de betekenis van het latijnse woord 'advocatus' is. En volgens hun kunnen wij het weergeven door: verdediger, pleitbezorger, raadsman, trooster, voorspraak of advocaat. En toch zijn al deze voorgenoemd namen alleen van toepassing op de profeet Mohammed (vrede zij met hem), want zoals in de verschillende overleveringen vermeld staat zal hij als enige profeet in staat zijn om voorspraak voor de mensen op de dag des Oordeels te verrichten. Ook heeft hij de functie van een raadsman vervult door de mensen naar de waarheid te leiden en zal hij als verdediger en pleitbezorger optreden voor de moslims op de Dag des Oordeels.

Daarentegen beweren de Christenen dat het woord ‘Parakleet’ op de heilige geest slaat, maar cIesa spreekt van iemand die voor hem zal getuigen, en die de mensen alles zal leren, en hen zal doen denken aan alles wat cIesa heeft gezegd. En deze eigenschappen kunnen niet van toepassing zijn op een abstracte, ongrijpbare entiteit als de heilige geest, maar op iets dat concreet en fysiek aanwezig dient te zijn.

Verder staat in de Bijbel: “Want zo heeft de Heer tot mij gezegd: Ga, zet een wachter uit die meedele, wat hij ziet. Ziet hij ruiters, twee aan twee te paard, op ezels en op kamelen, dan luistere hij scherp; zo scherp hij kan. Daar riep hij: Op 's Heeren wachttoren sta ik altijddoor overdag, op mijn post houd ik alle nachten stand. En zie, daar kwamen ruiters, twee aan twee te paard. Toen hief hij aan en zeide: Gevallen is Babel, gevallen! en al haar godenbeelden zijn tegen den grond verbrijzeld. O mijn vertreden en gedorst volk, wat ik van den Heer der heirscharen, Israels god, heb gehoord, dat heb ik u medegedeeld.”

(Jesaja 21 : 6-10)

En het enige leger dat voor de val van Babel (oftewel babylon) heeft gezorgd en die naast paarden en ezels ook kamelen bereed, is het islamitische leger. En dit gebeurde ten tijde van de Khalief cOmar ibn ul-Khattaab die tevens een einde heeft gemaakt aan de godenbeelden van Babel en deze tegen de grond heeft verbrijzeld. En daarom als wij kijken naar de geschiedenis, dan zien wij dat in 1595 v.Chr een einde is gekomen aan de eerste dynastie van Babylon: Hettitische legers onder koning Mursilis I namen Babylon in en verwoestten de stad. In de negende eeuw v.Chr. kwam een einde aan de periode van zwakte en verval, en groeide het rijk opnieuw uit tot een wereldmacht. En in de regeerperiode van Nebukadnezar (606 v.Chr) bereikte Babylon een ongekende bloei. Daarna zouden de Perzen, de Parthen en hun Sassanidische opvolgers de ontwikkeling daarginds gaan bepalen. En in al deze tijd waren stenenbeelden een onderdeel van lokale tradities, Parthische ideeën, en invloeden uit de Grieks-Romeinse wereld, zoals tot uitdrukking wordt gebracht in het beeldhouwwerk van Palmyra, de stad van de koning Zenobia, gelegen in een oase in de Syrische woestijn. Een beslissende omwenteling tenslotte, vond plaats met het oprukken van de moslims in de zevende eeuw. In luttele jaren werd Babylon aan de Islam onderworpen.

Ook valt ons op dat de Bijbel, die te kennen geeft dat Ismaël zich vestigde in de woestijn Paran, ons tevens meedeelt dat de goddelijke openbaring in lichtglans vanuit het gebergte van Paran zal verschijnen. Zo staat er vermeld in Deuteronomium 33: 1-2: “En dit is de zegen waarmede de godsman Mozes voor zijn dood de Israelieten heeft gezegend. Hij zeide: De Heer is van den Sinai gekomen en voor hen opgegaan van den Seir; hij is in lichtglans verschenen van het gebergte Paran en gekomen van Meriba bij Kades, een brandend vuur aan zijn rechterhand.”

Sinai is de berg waar Moesa zijn openbaring heeft gekregen, Seir ligt naast Jeruzalem waar Jezus natuurlijk werd geboren en Paran is een berg die naast Mekka is gelegen, en iedereen weet natuurlijk dat Mekka de plaats is waar Mohammed (vrede zij met hem) zijn openbaring heeft ontvangen. Ook valt ons op dat deze drie boodschappen in de volgorde zijn genoemd waarin zij elkaar opvolgen. Als eerste is de thora geopenbaard, daarna de bijbel en daarna de Koran.

Als je goed oplet, zegt de bijbel dat de Heer in lichtglans zal verschijnen van het gebergte Paran En met de komst van Mohammed is het licht van Allah dan ook als een stralende zon over de wereld gaan schijnen. En daarom zegt Allah over de profeet Mohammed het volgende:

“O, profeet. Wij hebben u als getuige, drager van blijde tijdingen en waarschuwer gezonden. En als een roeper tot Allah met Zijn Toestemming, en als een stralende zon.”

(Soerat al-Ahzaab: 45-46)

Ook wordt Mekkah door verschillende profeten bejubeld in de bijbel. In sommige teksten wordt het zelfs bij naam genoemd. In de Nederlandse versie van de bijbel heb ik dit niet kunnen achterhalen, maar gelukkig hebben wij ook een Engelse versie van de bijbel waar de originele tekst godzijdank bewaard is gebleven. Er staat namelijk: “Blessed [are] they that dwell in thy house: they will be still praising thee. Selah. Blessed [is] the man whose strength [is] in thee; in whose heart [are] the ways [of them]. [Who] passing through the valley of Baca make it a well; the rain also filleth the pools.”

(Psalmen 84 : 4-6, de Engelse Authorised Version)

En Baca is een andere benaming voor Mekkah, Allah, de Verhevene, zegt dan ook in de Koran:

“Voorzeker, het eerste huis dat voor de mensen is geplaatst, is dat te Bekka (Mekka) vol van zegeningen en als richtsnoer voor alle werelden.”

(Soerat Aali cImraan: 96)

Ook zien wij in de bijbel dat de Heer tegen Moesa (vrede zij met hem) zegt: “Ik zal hun een profeet, gelijk gij zijt, verwekken uit hunne broeders, en Ik zal mijne woorden in zijnen mond geven, die zal tot hen spreken al wat Ik hem gebieden zal. En wie naar mijne woorden niet horen zal, die hij in mijnen naam zal spreken, van dien zal Ik het eisen.”

(Deuteronomium 18: 18-19)

Als God het had gewild dat deze profeet uit het huis van Israël zal voortkomen, dan zou Hij eerder het volgende hebben gezegd: “Ik zal hun een profeet, gelijk gij zijt, verwekken uit hunne midden”. Daarnaast wordt de term 'broeder' in de bijbel gebruikt om te verwijzen naar iemands neef. Zo zegt bijvoorbeeld Moesa vrede zij met hem tegen de Israëlieten: "en geef aan het volk dezen last: Gij gaat het grondgebied uwer broeders, Ezau's zonen, die op den Seir wonen, doortrekken: zij zullen voor u bevreesd zijn; neemt u dan zeer in acht." En Ezau's zonen zijn in werkelijkheid de neven van de kinderen van het huis van Israël.”

(Deuteronomium 2:4)

Ook is aan te merken dat deze verwachte profeet gelijk is aan Moesa, en dit kan alleen van toepassing zijn op de profeet Mohammed, want de overeenkomsten tussen Moesa en Mohammed zijn groot, groter dan de overeenkomsten tussen Moesa en cIesa. Want zowel Moesa als Mohammed zijn met een nieuwe wetgeving gekomen, terwijl cIesa stellig te kennen geeft dat hij niet gekomen is om de wet van Moesa te beëindigen, hij zei namelijk: “Gij moet niet menen, dat ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden: ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.”

(Mattheüs 5: 17)

Ook ontkennen de Christenen ten zeerste dat Moesa gelijk zal zijn aan cIesa, dit omdat Moesa volgens hen slechts een dienaar van Allah is, terwijl cIesa als de zoon van god word beschouwd. Voeg daaraan toe dat de bijbel te kennen geeft dat na Moesa (vrede zij met hem nooit meer een profeet in Israël opgestaan is gelijk aan hem. Er staat namelijk de volgende tekst: “En er stond naderhand geen profeet in Israël op gelijk Mozes, dien de Heer gekend had van aangezicht tot aangezicht.”

(Deuteronomium)