Twee verschillende bomen

7560

Imam Ibn ul-Qayyim al-Djawziyyah zegt:

“Het jaar is als een boom. De maanden zijn haar takken, de dagen zijn haar twijgen, de uren zijn haar bladeren en de ademhalingen zijn haar vruchten. Degene die ademt in gehoorzaamheid (d.w.z. zijn tijd doorbrengt in gehoorzaamheid), zijn vruchten zullen goed zijn. En degene die ademt in ongehoorzaamheid (d.w.z. zijn tijd doorbrengt in ongehoorzaamheid), zijn vruchten zullen verdorven zijn. Het oogsten vindt plaats in het Hiernamaals. En tijdens het oogsten zullen de zoete en de zure vruchten duidelijk te zien zijn.

Zuivere toewijding en monotheïsme zijn een boom in het hart. De takken daarvan zijn de daden. De vruchten daarvan zijn een gelukkig leven in de wereld en de blijvende Genieting in het Hiernamaals. En zoals de vruchten van het Paradijs onophoudelijk en niet verboden zijn, zo zijn ook de vruchten van de zuivere toewijding en monotheïsme in het wereldse leven onophoudelijk en niet verboden.

Polytheïsme, liegen en pronken met daden van aanbidding zijn een boom in het hart. Daarvan zijn de vruchten in de wereld angst, droefheid, benauwdheid en een donker hart. En de vruchten daarvan in het Hiernamaals zijn Zaqqoem (d.w.z. een boom in de Hel) en blijvende Bestraffing.

Allah benoemt ook deze twee bomen in Soerah Ibraahiem.”

Hiermee verwees Ibn ul-Qayyim naar de volgende Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):

“Zie jij niet, hoe Allah een voorbeeld stelt van een goed woord als een goede boom? Haar wortels zijn stevig en haar takken strekken uit tot in de lucht. Zij brengt telkens haar vruchten voort met de Toestemming van haar Heer. En Allah stelt voorbeelden voor de mensen, opdat zij zullen nadenken. En het voorbeeld van een verdorven woord is als een verdorven boom die wankel op de aarde staat en geen stabiliteit kent. Allah verstevigt degenen die geloven met het stevige woord in het wereldse leven en in het Hiernamaals. En Allah laat de onrechtplegers afdwalen, en Allah doet wat Hij wil.”

(Soerat Ibraahiem: 24-27)

Kitaab ul-Fawaa’id