Verhalen over de zuivere toewijding van de vrome voorgangers

7001

Verhalen over de vrome voorgangers bewegen het gemoed en raken het hart. Uit deze verhalen valt lering te trekken voor hen die zich laten vermanen. Men kan tegenover de Profeten (vrede zij met hen allen) het gevoel van tekortkoming ervaren en zeggen: "Zij zijn door Allah gesteund middels de Openbaring." Deze mensen echter, wiens handelingen wij zullen vermelden, moesten het ook zonder openbaring stellen. Velen van hen hebben de Profeet (vrede zij met hem) nooit gezien, noch zijn leerstellingen direct vernomen. Maar deze zijn echter tot hen gekomen door degenen die na hem (vrede zij met hem) zijn gekomen.

cAbd ur-Rahmaan ibn Abi Laylaa en zijn nachtgebeden

cAbd ur-Rahmaan ibn Abi Laylaa plachte het vrijwillige nachtgebed thuis te verrichten. Wanneer hij dan de aanwezigheid van iemand opmerkte, zou hij zijn gebed onderbreken en het slapen hervatten, alsof hij dit al de hele tijd deed. Zo zou iemand binnentreden en zeggen: "Deze persoon kan maar niet genoeg krijgen van het slapen en het merendeel van zijn tijd (‘s nachts) doorbrengen met het slapen." Terwijl zij niet wisten dat hij het gebed verrichtte aangezien hij dit voor hen verborgen hield.

Bishr al-Haafi en zijn ootmoedigheid in het gebed

Een man met de naam Hamzah ibn Dahqaan kwam naar Bishr al-Haafi, de bekende vrome asceet, en zei tegen hem zei: "Ik zou graag eens met jou een dag willen doorbrengen." Waarop Bishr antwoordde: "Dat is goed. Kies maar een dag uit." Hamzah zei: "Ik kwam later bij hem binnen zonder dat hij het doorhad. Daar trof ik hem aan in het gebed. Hij bad vier gebedseenheden en ik zou niet in staat zijn om deze qua volmaaktheid na te doen. Ik hoorde hem tijdens zijn prosternatie zeggen: ,,O Allah, U boven Uw Troon weet dat nederigheid mij geliefder is dan bekendheid. O Allah, U boven Uw Troon weet dat armoede mij geliefder is dan rijkdom. O Allah, U boven Uw Troon weet dat ik niets verkies boven Uw Liefde." Hamzah zei: "Toen ik dit hoorde werd ik overmand door emoties en tranen, waarop Bishr die nog in zijn gebed was zei: ,,O Allah, U weet dat wanneer ik zou weten dat hij hier stond, ik niets zou hebben gezegd."

Ibrahiem an-Nakhaci bedekte de Koran

Al-Acmash zei: "Ik was bij Ibrahiem an-Nakhaci, terwijl hij aan het lezen was uit de Koran. Toen een man toestemming vroeg om binnen te komen, bedekte hij allereerst de Koran en zei: ,,Ik wil niet dat hij mij ziet, terwijl ik de hele tijd de Koran aan het lezen ben."

Wij kopen met onze bezittingen en niet met onze godsdienst

cAbdoellah ibn Mahieriez trad eens een winkel binnen om een gewaad te kopen, waarop een man tegen de eigenaar van de kledingzaak zei: "Dit is Ibn Mahieriez, maak voor hem een mooie prijs." Hierop werd Ibn Mahieriez boos en gooide het gewaad neer, waarop hij zei: "Wij kopen met onze bezittingen en niet met onze godsdienst."

Vrees voor protserigheid

Ibn cOeyaynah zei: "Het behoorde tot de smeekbede van al-Moetarrif ibn cAbdillaah dat hij zei: ,,O Allah, ik vraag Uw Vergeving voor de zaken waarover ik meende Uw Aangezicht te zoeken, terwijl mijn begeerten zich hier ook in vermengden en waar U het beste van op de hoogte bent."

Ibn cOeyaynah zou bij het voordragen van een overlevering van de Profeet (vrede zij met hem) overmand worden door gehuil, terwijl hij les aan het geven was. Hij zou met een deel van zijn tulband zijn ogen bedekken en zeggen: "Wat een erge verkoudheid. Wat een erge verkoudheid."

Zijn gebed deed hen bekeren tot de Islam

De schrijver van het boek ‘Tabaqaat al-Hanaabilah’ overlevert dat cAbd ul-Ghaniy al-Maqdisi, de bekende hadithgeleerde, gevangen zat in Bayt ul-Maqdis in Palestina. Op een nacht stond hij op om het vrijwillige gebed vol ootmoedigheid en zuivere toewijding te verrichten. In de cel waar hij verbleef, was onder andere een aantal joden en christenen. cAbd ul-Ghaniy stond in het gebed en weende tot het aanbreken van de dag. Toen de ochtend was aangebroken, wendde de groep zich tot de gevangenisbewaarder en zei: "Laat ons vrij, want wij zijn moslim geworden en hebben ons bekeerd tot het geloof van deze man." Waarop de gevangenisbewaarder hen vroeg: "Maar waarom dan? Heeft hij jullie uitgenodigd tot de Islam?" Zij zeiden: "Hij heeft ons niet uitgenodigd tot de Islam, maar wij verbleven met hem gedurende de nacht en hij herinnerde ons aan de Dag der Opstanding."

De graver van de tunnel

Tijdens één van de belegeringen van een Romeins fort door de moslims, kregen de moslimstrijders te maken met de nodige moeilijkheden. De weg naar de overwinning was lang en zij werden zowaar bedolven onder de pijlen van de vijand. Toen daar een man onder de moslims zich heimelijk een weg baande richting het fort. Hij groef een tunnel om vervolgens de strijd aan te gaan met de vijanden aldaar. Langzaam maar zeker lukte het hem om de poort van het fort van binnenuit te openen en de moslimstrijders de toegang tot het fort te verlenen. De man ging vervolgens op in de menigte en niemand herkende hem.

Hierna sprak de aanvoerder van de moslims, Maslamah genaamd, de mensen toe, zeggende: "Ik vraag jullie bij Allah om de graver van de tunnel naar voren te brengen." Toen de nacht aanbrak kwam er een man die toestemming vroeg aan de lijfwachten van Masalamah om met hem te spreken, waarop de lijfwachten aan hem vroegen: "Wie ben jij?" De man antwoordde: "Ik ben degene die jullie zal wijzen naar de graver van de tunnel." De lijfwachten gaven hem toestemming om verder te gaan en stelden Maslamah op de hoogte van de komst van deze man.

De man zei tegen Maslamah: "Ik zal jou informeren over de identiteit van de graver van de tunnel, maar slechts onder de volgende voorwaarden die door hem zijn gesteld; dat je hem na vandaag niet zult opzoeken en je hem niet persoonlijk zult treffen of spreken." Hierop zei Maslamah: "Ik accepteer de voorwaarden. Vertel mij nu wie hij is." Hierop trad de man in kwestie binnen en hij zei: "Ik ben hem en aan mij komen de voorwaarden toe waarmee je hebt ingestemd. Dus vraag niet naar mij, zoek niet naar mij en nodig mij niet uit voor één van jouw zittingen." Hierop vertrok de man en mengde zich weer onder de gelederen van de strijders. Hierna pleegde Maslamah te zeggen: "O Allah, doe mij (op de Dag der Opstanding) opwekken met de graver van de tunnel."

Het besef van een Dag van Verrekening

Al-Foedhayl ibnoel cIyaadh en Soefyaan ath-Thawri troffen elkaar eens op een dag en vertelden elkaar ontroerende verhalen die hun gemoed deed bewegen en hen tot tranen brachten. Hierop zei Soefyaan ath-Thawri: "Ik wens dat deze zitting een genade en een zegening voor ons zal zijn." Hierop zei al-Foedhayl ibnoel cIyaadh: "Ik vrees echter, O Aboe cAbdillah, dat deze zitting tegen ons gebruikt zal worden. Heb jij niet op de beste wijze geprobeerd jouw verhalen over te dragen en heb ik ook niet op de beste wijze geprobeerd mijn verhalen ten gehore te brengen, waardoor jij met mij wedijverde en ik met jou?" Waarop Soefyaan ath-Thawri in tranen uitbarstte en zei: "Jij hebt mij doen inzien. Moge Allah jou inzicht geven."

De zoetheid van het Hiernamaals

Bishr ibnoel Haarith zei: "De persoon die ervan houdt herkend te worden door de mensen, zal de zoetheid van het Hiernamaals niet proeven."