Wat moet ik tegen Hem zeggen

17045

Een man genaamd Abu Abdullah vertelt: Ik weet niet hoe ik een ervaring die ik een tijdje geleden heb meegemaakt moet vertellen, een verhaal dat mijn hele leven op z’n kop heeft gezet. De waarheid is dat ik nooit besloten zou hebben om het te vertellen, ware het niet dat ik een verantwoordelijkheid voel tegen- over Allah. Een verantwoordelijkheid om met mijn verhaal de jonge mannen die Allah ongehoorzaam zijn te waarschuwen en als waarschuwing voor de jonge vrouwen die een valse droom of fantasie naleven "liefde" genaamd. Wij waren een groep van drie vrienden, het enige wat wij gemeen hadden was onge- hoorzaamheid (aan Allah) en dat we dwalende waren. Nou, eigenlijk waren we met vier, de shaytan was de vierde.

Wij waren altijd op zoek naar de mooiste meiden, om ze vervolgens met onze vlotte babbel naar vergelegen boerderijen te lokken. Daar stonden zij altijd versteld dat we opeens in gevoelloze vossen waren veranderd die geen medelijden kenden, ongeacht wat ze zeiden of deden om ons op andere gedachten te brengen. We waren keihard en kenden geen schaamte. Dat is hoe we onze dagen en nachten doorbrachten; op boerderijen, kampen, auto’s, en aan de kust. Tot de dag die ik nooit zal vergeten kwam.

Als altijd gingen we weer naar de boerderij, alles stond klaar. Ieder van ons had zijn prooi, het vervloekte drank (alcohol) vloeide rijkelijk, maar we waren een ding vergeten; we hadden geen voedsel. Dus na een tijd, ging een van ons eten halen met zijn auto. Het was bijna 6 uur ’s ochtends toen hij vertrok.

Uren verstreken zonder een spoor van onze vriend. Wij begonnen ons zorgen te maken. Ik begon al het ergste te vrezen en besloot om hem te gaan zoeken. Eenmaal onderweg zag ik al gauw uitslaande vlammen in de verte. Toen ik dichterbij kwam zag ik tot mijn grote schrik dat het de auto van mijn vriend was die in lichterlaaie stond terwijl hij gekanteld was en op z’n zij was terechtgekomen. Ik haastte me naar de auto om mijn vriend uit het brandende wrak te bevrijden.

Ik schrok mij kapot toen ik zag dat de helft van zijn lichaam zo zwart als roet was geworden, maar was opgelucht om hem nog in leven aan te treffen. Ik haalde hem uit de auto en legde hem op de grond, en na een kleine minuut opende hij z’n ogen en zei:,, HET VUUR!!! HET VUUR!!!” Ik besloot om hem naar mijn auto te brengen en met hem naar het ziekenhuis te racen. Maar hij mompelde:,, Het heeft geen zin, ik haal het niet.”

Tranen overvielen mij terwijl ik zag hoe mijn vriend voor mijn ogen aan het sterven was…..Plots schreeuwde hij:,, WAT MOET IK TEGEN HEM ZEGGEN?! WWATT ….. MOET IK TEGEN HEM ZEGGEN?! Stomverbaasd keek ik naar hem en vroeg:,,Wie?” Hij antwoordde met een zachte verre stem:,,Allah”

Ik voelde hoe mijn lichaam overladen werd met angst en hoe ik begon te beven. Plotseling slaakte hij een kreet, waarvan de echo mij nog lang daarna heeft achtervolgd, en blies zijn laatste adem uit.

De dagen vervlogen, maar ik kreeg het beeld van mijn goede vriend die door het vuur verteerd werd en zijn wanhopige schreeuw:,, WAT MOET IK TEGEN HEM ZEGGEN?! WWATT ….. MOET IK TEGEN HEM ZEGGEN?!” niet uit mijn hoofd. Ik merkte dat ik mijzelf constant afvroeg; en wat moet ik tegen Hem zeggen?!

Mijn ogen liepen vol en ik voelde een raar gevoel van zachtmoedigheid die ik nooit eerder had gevoeld. Op datzelfde moment, hoorde ik de Mu’athien (de oproeper tot het gebed) de oproep tot Salat al-Fajr (het ochtendgebed) doen. Het voelde alsof het een oproep was die rechtstreeks aan mij persoonlijk gericht was, die mij vertelde om het boek van de donkere jaren van mijn leven te sluiten, en mij uitnodigde naar het juiste pad der leiding en gehoorzaamheid. Ik stond op, waste mijzelf en verrichtte de woedoe, zuiverde mezelf van de zonden waar ik bijna in verdronk, en verrichtte het gebed. Sinds die dag, heb ik mezelf tot Allah gekeerd, smekend om vergeving en berouw. Ik heb geen enkele verplichting nagelaten. Ik ben een totaal andere persoon geworden. Ik leef nu om een gehoorzame dienaar van mijn Schepper te zijn, mijn leven is totaal veranderd….

De dag (zal komen) waarop de aarde en de hemel door een andere aarde en hemel zullen worden vervangen; en zij (de mensen) allen voor Allah, de Ene, de Opperste zullen verschijnen. (Vertaling van de Koran, Ibrahiem14:48)