Verlichting in het gezicht – deel 1

12318

Het beste waarmee de tijden gevuld kunnen worden en waarmee de zielen zich bezig kunnen houden, is het opdoen van islamitische kennis en het bestuderen van het Boek en de Soennah. Hierin bevindt zich de kalmte van de zielen, de rust van het hart en de gemoedsrust van de geest. Hiermee kan men onderscheid maken tussen de Waarheid en de valsheid, Halaal en Haraam en de leiding en de dwaling. En hiermee gaat men Allah tegemoet met stevige stappen en een tot rust gekomen hart. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Is hij dan, die voortkruipt met zijn gezicht over de grond, beter geleid dan hij die rechtop op het rechte Pad loopt?”

(Soerat al-Moelk: 22)

Er is bevestigd over de Profeet (vrede zij met hem) dat hij smeekbede zal verrichten voor degene die naar zijn woorden heeft geluisterd, deze begrijpt en deze vervolgens heeft overgebracht zoals hij deze heeft gehoord. De Profeet zal smeekbede verrichten voor deze persoon en vragen om verlichting. Deze verlichting uit zich in de vorm van gelukzaligheid en een vorm van verlichting in het gezicht.

Er is overgeleverd door Ibnoe Mascoed dat de Profeet zei: “Moge Allah (het gezicht van) een persoon verlichten die mijn woorden hoort, begrijpt, beschermt en deze vervolgens overbrengt. Het kan zo zijn dat een persoon die (kennis over) Fiqh bezit naar een persoon gaat die meer Fiqh bezit dan hij. Het hart van een moslim zal geen wrokgevoelens koesteren tegen drie zaken: oprechtheid in het verrichten van daden voor Allah, het adviseren van de moslimleiders en het zich houden aan de Djamaacah van de gelovigen. Want hun oproep zal hen behoeden.

(at-Tirmidhie, Ibnoe Maadjah, Ahmad en Ibnoe Hibbaan)

Dit is overgeleverd over de Profeet door meer dan twintig metgezellen, waaronder Ibnoe Mascoed, Moecaadh ibn Djabal, Aboe Dardaa’, Djoebayr ibnoe Moetcim, Anas ibnoe Maalik, Zayd ibn Thaabit, Noecmaan ibnoe Bashier en andere metgezellen. De mensen van kennis hebben deze overlevering van de Profeet daarom geclassificeerd onder de overleveringen die Moetawaatir zijn.

Deze overlevering omvat, zoals Ibn ul-Qayyim uiteengezet en verduidelijkt heeft, een uitnodiging die gezegend en goedgunstig is. De Profeet heeft degenen uitverkoren die zijn woorden heeft gehoord, begrepen en vervolgens heeft overgebracht zoals hij deze heeft gehoord. Als alleen deze overlevering over was gebleven inzake (Islamitische) kennis en haar voortreffelijkheden, dan zou deze overlevering op zichzelf al voldoende zijn ter eerbetoon.

Deze profetische, edelmoedige en gezegende uitnodiging omvat zowel de schoonheid van het uiterlijk als van het innerlijk. Een verlichtend gezicht is vreugde en schoonheid die het gezicht omhult en het is tevens een gevolg van al-Imaan. Het is ook een innerlijke opgetogenheid, vreugde en geneugte van het hart. Deze vreugde, genietingen en blijdschap verschijnen dan als een verlichting op het gezicht van de persoon. Allah brengt dan ook (op de Dag der Opstanding) vreugde, genietingen en een verlichtend gezicht bijeen. Hij, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“Allah zal hen op die Dag beschermen voor het kwaad en hen glans en blijdschap schenken.”

(Soerat al-Insaan: 11)

Het verlichten zal plaatsvinden op de gezichten en de blijdschap zal in de harten zijn. Vervolgens zullen zij over gelukzaligheid en beloningen beschikken en dat zal je herkennen aan hun verlichtende gezichten. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Jij herkent in hun gezichten de stralende gelukzaligheid.”

(Soerat al-Moetaffifien: 24)

Er is geen twijfel dat deze gezegende uitnodiging voor degenen die de Soennah hebben aangenomen en vervolgens hebben overgebracht aan de gemeenschap, zullen beschikken over een verlichtend gezicht en compassie. Dit draagt tevens goed nieuws met zich mee voor degenen die zichzelf hebben opgeofferd en hun uiterste best hebben gedaan om de Soennah van dienst te zijn en deze vervolgens over te brengen. Hierin bevindt zich tevens een stimulans voor het doorzettingsvermogen en het besef van vastberadenheid. Ook is het een druk voor de zielen om ambitieus te zijn, doorzettingsvermogen te hebben, geduldig te zijn, anderen aan te sporen om geduldig te zijn en uitstekend je best doen om dit te bereiken.

De overlevering toont aan dat er vier categorieën opgedeeld kunnen worden voor degenen die blijde tijdingen verdienen ten bate van kennis:

Ten eerste en ten tweede: Het horen en begrijpen. Als men het heeft gehoord en vervolgens heeft begrepen met het hart. Oftewel dat men het met zijn verstand heeft opgenomen waarna deze kennis plaats heeft genomen in het hart. Hij dient deze kennis zodanig in zijn grip te houden, zoals het vastbinden van een kameel. Dit zodat het niet kan verplaatsen en weg kan gaan.

Ten derde:Het toezeggen en memoriseren, zodat het niet vergeten wordt en weer snel verdwijnt.

Ten vierde:Het overbrengen en uitzenden naar de gemeenschap, zodat men de vruchten ervan kan plukken. Men dient het dus uit te zenden aan de gemeenschap. Zou hij dit niet doen, dan is dat hetzelfde als een onder de grond begraven schatkist waar niets van wordt uitgegeven en zomaar weer vergaat. Als kennis niet uitgegeven wordt en niet geleerd wordt, dan zal deze vergaan. En als het uitgegeven wordt, dan zal deze groeien en zich verspreiden waarna er vervolgens weer van uitgegeven wordt.

Aangezien deze grootse beloningen degenen tegemoetkomen die de Soennah van de Profeet overbrengt, dient men een zuivere toewijding te hebben aan Allah en de intentie te hebben om de moslims te adviseren en zich te houden aan hun Djamaacah.

De Profeet becommentarieerde zijn gezegende en gunstige uitnodiging aan degenen die zijn Soennah overbrengen. Dit duidt op het belang van oprechtheid in het verrichten van daden, het adviseren van de moslims en het onderwerpen aan de gemeenschap van de gelovigen.

De Profeet zei namelijk: “Het hart van een moslim zal geen wrokgevoelens koesteren tegen drie zaken: oprechtheid in het verrichten van daden voor Allah, het adviseren van de moslimleiders en het zich houden aan de Djamaacah van de gelovigen. Want hun oproep zal hen behoeden.”

(at-Tirmidhie, Ibnoe Maadjah, Ahmad en Ibnoe Hibbaan)

Sheikh cAbdoer-Razzaaq ibnoe cAbdil-Moehsin al-cAbbaad

Volgend deel >>>