Zitting in de Ramadan – dag 20

4187

Sheikh Mohammed ibn Saalih al-ʿOethaymien

De twintigste zitting
“De middelen van overwinning”

Allah heeft de gelovigen in vele situaties geholpen. Zoals tijdens Badr, al-Ahzaab, al-Fath, Hoenayn en andere slagvelden. Hij heeft hen geholpen als een vervulling van Zijn Belofte, want Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“En het was een verplichting voor Ons om de gelovigen te helpen.”

(Soerat ar-Roem: 47)

Hij heeft ze geholpen omdat zij klaar stonden voor Zijn Religie, die boven alle anderen religies prevaleert. Wie zich aan Zijn Religie vasthoudt, zal prevaleren over alle andere naties. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Hij is Degene Die Zijn Boodschapper (Mohammed) heeft gestuurd met de Leiding en de ware godsdienst (d.w.z. de Islam) om deze boven alle (anderen) godsdiensten te laten prevaleren, ook al hebben de veelgodenaanbidders hier een afkeer van.”

(Soerat at-Tawbah: 33)

Allah heeft hen geholpen omdat zij de werkelijke middelen (Asbaab) die leiden naar de overwinning – zowel de financiële als de religieuze – in acht namen. Zo waren zij vastberaden en vol moed wanneer zij tegenover de vijand stonden, in navolging van Zijn Leiding en voordeel nemend aan Zijn Steun aan hen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En verzwak dus niet en treur niet. En jullie zijn de hoogsten als jullie gelovigen zijn. Als jullie gewond raken, wees er dan zeker van dat het volk (d.w.z. de tegenpartij) met een soortgelijke verwonding is getroffen. En zo wisselen Wij de dagen af onder de mensen…”

(Soerat Aali ʿImraan: 139-140)

Zodoende gingen zij met kracht, moed en standvastigheid op pad, en zij troffen elke voorbereiding (die nodig is voor de strijd). Dit deden zij, handelend naar de Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):

“En bereid jullie voor op (de strijd met) hen met datgene waartoe jullie in staat zijn wat betreft macht en met de vastgebonden paarden…”

(Soerat al-Anfaal: 60)

En Allah heeft hen geholpen omdat zij Zijn Religie steunden en zegt (interpretatie van de betekenis):

“En Allah helpt zeker degene die Hem helpt. Voorwaar, Allah is zeker Sterk, Almachtig. (Zij zijn) degenen die, als Wij hen op de aarde vestigen, het gebed onderhouden en de Zakaat afdragen, en het goede bevelen en het slechte verbieden. En aan Allah behoort (de bepaling van) het einde van (alle) zaken.”

(Soerat al-Haddj: 40-41)

En alle macht en kracht die zich tegen Hem verzet, zal zwak en vernederd worden, want Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“En aan Allah behoort (de bepaling van) het einde van (alle) zaken.”

(Soerat al-Haddj: 41)

Dus als het voor een gelovige eruit ziet alsof hulp ver weg is, dan weet hij dat de bepaling van het einde (van alle zaken) aan Allah behoort. Hij verandert de zaken hoe Hij wilt. En in de twee genoemde verzen (uit Soerat al-Haddj) zijn de kenmerken omschreven die recht geven op overwinning.

Het zijn kenmerken of eigenschappen waarmee een gelovige zich siert nadat hij zich op aarde heeft gevestigd (en de macht heeft). Dus wanneer hij de macht heeft op aarde, laat hij zich niet misleiden door hebzucht, opschepperij, trots, (en het begaan van) verdorvenheden. Maar zijn macht op aarde maakt hem sterker in zijn geloof en laat hem er steviger aan vasthouden.

Hieronder volgt een aantal eigenschappen en kenmerken die leiden naar macht en overwinning:

1.    Het aanbidden van Allah alleen

Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

(Zij zijn) degenen die, als Wij hen op de aarde vestigen, het gebed onderhouden…”

(Soerat al-Haddj: 41)

Het hebben van macht op aarde wordt niet verkregen, totdat de aanbidding van Allah alleen wordt gerealiseerd, zoals Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“Allah heeft degenen onder jullie die geloven en goede daden verrichten, beloofd dat Hij hen zeker als opvolgers (d.w.z. als leiders) zal aanstellen op aarde, zoals Hij degenen vóór hen als opvolgers aanstelde. En dat Hij voor hen hun godsdienst, die Hij voor hen heeft gekozen, zeker (op aarde) zal vestigen. En dat Hij daarna (hun gevoel van) angst zeker zal omzetten in (een gevoel van) veiligheid. Zij aanbidden Mij zonder iets als deelgenoten aan Mij toe te kennen. En wie daarna ongelovig is, zij zijn de verdorvenen.”

(Soerat an-Noer: 55)

Derhalve zal Allah Zijn dienaar vestigen op aarde en hem de macht geven als hij zijn aanbidding voor Hem alleen verricht. En als hij in zijn uitspraken, daden en intenties zuiver is tegenover Allah en deze alleen omwille van Hem verricht, zonder dat hij de loftuitingen van mensen wenst, of geld, of een andere wereldse zaak. En ook als hij dit doet in zowel tijden van gemak als ongemak.

2.    Het verrichten van het gebed, zoals het van een gelovige vereist is

Namelijk door het nakomen van alle voorwaarden, zuilen en verplichtingen van het gebed. En door het gebed te vervolmaken door de aanbevolen handelingen ervan te verrichten. Dus hij perfectioneert de Woedoe’ (d.w.z. de kleine wassing), verricht (correct) de Roekoeʿ, Soedjoed, het staan en het zitten in het gebed. Hij gaat waakzaam om met de tijden van het gebed en het bidden in gemeenschap (dus in de moskee).

En in zijn gebed heeft hij Khoesoeʿ (d.w.z. concentratie of ootmoedigheid) door middel van een aanwezig hart en rust in zijn ledematen. Khoeshoeʿ is de ziel van het gebed en een gebed zonder Khoesoeʿ is als een lichaam zonder ziel. En hoe minder de Khoesoeʿ, hoe minder de beloning van het gebed is.

Zo heeft de Profeet (vrede zij met hem) gezegd: “Een persoon kan van wat aan hem is voorgeschreven (d.w.z. aan beloning van zijn gebed) niets overlaten behalve een tiende, of negende, of achtste, of zevende, of zesde, of vijfde, of vierde, of derde of de helft ervan.”

(Aboe Daawoed en an-Nasaa’ie)

3.    Het geven van de Zakaat (d.w.z. de armenbelasting) aan degene die er recht op hebben

Dit dient te worden gedaan door het uit te geven omwille van Allahs Tevredenheid, door hiermee jezelf en je bezit te reinigen en door de arme en behoeftige personen ervan te laten profiteren. In zitting zeventien hebben we uitgelegd wie degenen zijn die recht hebben op de Zakaat.

4.    Het gebieden van het goede

Met het goede (al-Maʿroef) wordt al hetgeen bedoeld wat Allah en Zijn Profeet (vrede zij met hem) hebben bevolen aan verplichtingen en aanbevolen zaken. De gelovigen gebieden deze zaken aan anderen om hiermee o.a. de toestand van de moslims te verbeteren. En een gelovige is tegenover een andere gelovige als een gebouw, het ene deel ondersteunt het andere. Net zoals hij voor zichzelf wenst om gehoorzaam (aan Allah) en vroom te zijn, dient hij dit ook te wensen voor zijn andere broeders.

5.    Het verbieden van het slechte

En met het slechte (al-Moenkar) wordt al hetgeen bedoeld wat Allah en zijn Profeet (vrede zij met hem) hebben verboden aan zowel grote als kleine zonden.

Het gebieden van het goede en het verbieden van het slechte zorgen voor de eer en eenheid van deze Oemmah (d.w.z. gemeenschap). Vandaar dat het een plicht is voor elke moslim in hoeverre hij daartoe in staat is. Als het goede niet werd bevolen en het slechte niet werd verboden, dan zouden de mensen verdeeld raken in vele verschillende groeperingen en sekten.

En met deze zaak, is deze Oemmah verkozen boven de anderen zoals Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Jullie zijn de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht. Jullie bevelen het goede, verbieden het slechte en geloven in Allah.”

(Soerat Aali ʿImraan: 110)

Degenen vóór ons (de kinderen Israël) werden vervloekt, omdat zij deze verplichting negeerden. Allah zegt over hen (interpretatie van de betekenis):

“Vervloekt zijn degenen die niet geloofden onder de kinderen van Israël door de tong van Daawoed en ʿIesa, de zoon van Maryam. Dat was omdat zij ongehoorzaam waren en de regels overtraden. Zij verboden elkaar het slechte dat zij verrichtten niet. Slecht is datgene wat zij deden.”

(Soerat al-Maa’idah: 78-79)

Wanneer deze vijf opgenoemde eigenschappen of kenmerken met vastberadenheid worden gerealiseerd en het treffen van (de juiste) voorbereidingen, zal met de Wil van Allah de Hulp van Hem worden verkregen. Zodoende worden de gelovigen geholpen via manieren waar zij nooit aan hadden gedacht. En de gelovige weet zeker dat elke fysieke macht – hoe sterk die ook mag zijn – niets is vergeleken met de Macht van Allah.

ʿAad was een sterk volk dat vroeger leefde en trots was op haar kracht. Zij vroegen zich hoogmoedig af wie sterker dan hen was in kracht, en Allah antwoordde (interpretatie van de betekenis):

“En wat betreft (het volk van) ʿAad, zij stelden zich onterecht hoogmoedig op op aarde en zij zeiden: “Wie is sterker van wij in kracht?” Zien zij dan niet dat Allah Degene is Die hen geschapen heeft (en) Sterker is dan zij? En zij ontkenden Onze Tekenen. Dus stuurden Wij een krachtige wind op hen af, op (een aantal) slechte dagen om hun de bestraffing van vernedering in het wereldse leven te laten proeven. En de Bestraffing in het Hiernamaals is zeker vernederender. En zij zullen niet geholpen worden.”

(Soerat Foessilat: 15-16)

De Farao was trots op zijn koninkrijk in Egypte en de rivieren die onder hem stroomden, dus heeft Allah hem laten verdrinken met soortgelijk water (uit de zee), en gaf zijn koninkrijk aan Moesa en zijn volk dat door de Farao als verachtelijk werden beschouwd.

Zo ook was Qoeraysh trots op haar macht en ze vertrokken naar de slagveld van Badr vol hoogmoed en om door de mensen gezien te worden. Hun leiders zeiden: “We zullen niet van Badr terugkeren totdat we hier kamelen slachten, wijn drinken en naar muziek luisteren, zodat alle Arabieren over ons zullen horen.” Vervolgens werden zij door de Profeet (vrede zij met hem) en zijn metgezellen verslagen; en zo werden zij een voorbeeld van vernedering tot aan de Dag des Oordeels.

Wanneer wij moslims in deze tijd deze stappen nemen voor de Hulp van Allah, en wij onze religieuze verplichtingen nakomen, en een voorbeeld worden om te worden gevolgd en niet de volgers zijn van anderen, en wij oprecht (en omwille van Allah) gebruik maken van de moderne technologie, dan zou Allah ons helpen en overwinning schenken op onze vijanden zoals Hij dat deed bij onze voorgangers.

Gebaseerd op het werk Madjaalis Shahr Ramadaan