Moslima’s met hoofddoek vaker afgewezen voor baan

19791

Moslima’s met een hoofddoek worden vaker afgewezen bij sollicitaties. Dat blijkt uit een vergelijkende data-analyse in het tijdschrift European Sociological Review naar discriminatie op de arbeidsmarkt in drie Europese landen waaronder Nederland, Duitsland en Spanje.

De uitkomst van het onderzoek suggereert dat het dragen van islamitische kleding zwaarder eerder leidt tot discriminatie dan slechts een islamitische of migratie-achtergrond. Dat geldt met name voor dienstverlenende functies met veel klantcontacten.

Ongesluierde moslima’s

Uit de analyse blijkt een „sterke discriminatie” van islamitische vrouwen met hoofddoek in Nederland. Van de niet-islamitische vrouwen zonder hoofddoek werd in Nederland bijna 70 procent opgeroepen voor een gesprek of gevraagd om meer informatie. Bij moslima’s met hoofddoek was dit maar 34,5 procent en zonder hoofddoek 48,5 procent. Uitgesplitst naar beroepen met veel klantcontacten is het verschil nog groter: daarbij werd 65 procent van de vrouwen zonder migratie-achtergrond uitgenodigd, 41,7 procent van de ongesluierde moslima’s en slechts 17,6 procent van de islamitische vrouwen met hidjaab. Voor Duitsland gelden vergelijkbare percentages. In Spanje was het verschil voor gesluierde vrouwen veel minder.

Dat de afwijzing van gesluierde moslima’s het sterkst is bij functies met veel klantcontacten. Dit duidt erop dat werkgevers anticiperen op negatieve reacties bij het publiek. De onderzoekers opperen dat werkgevers moslima’s zonder hoofddoek eerder zien als ‘culturele’ of seculiere moslims, met een vagere relatie tot het geloof. Ze verwijzen naar eerdere studies die aantonen dat Europese bevolkingen overwegend afwijzend staan tegenover publieke uitingen van de islam, maar niet per se negatief tegenover moslims als groep.

De onderzoekers verbazen zich over de „hoge mate van discriminatie” in Nederland. Vooral omdat het land een traditie heeft van tolerante accommodatie van minderheden. Een verklaring is het jarenlange accent op Nederlandse culturele waarden in het integratie-debat. Dat kan leiden tot stigmatisering en het buiten de orde plaatsen van gelovige moslims.

Op basis van dit onderzoek is het niet mogelijk te bepalen of werkgevers dezelfde reacties zouden hebben gehad op mannen met islamitische kleding of zichtbare tekenen van andere religies. Volgens de Utrechtse socioloog Valentia Di Stasio, betrokken bij dit onderzoek, is dat laatste niet erg waarschijnlijk. „Uit ander GEMM-onderzoek blijkt dat sollicitanten die christelijk vrijwilligerswerk deden, daar geen nadeel van ondervonden. Het gaat echt alleen om moslims, en dan vooral om de hoofddoek.”

Verboden

De analyse werd uitgevoerd voor Nederland, Duitsland en Spanje, omdat in die landen een foto bij een sollicitatie niet ongebruikelijk is. Voor het experiment werd gebruik gemaakt van gekochte foto’s die met en zonder gefotoshopte hidjaab werden verstuurd.

Tussen de landen gelden ook relevante overeenkomsten en verschillen. Nederland en Duitsland kennen wettelijke restricties op het dragen van islamitische kleding, Spanje niet. Van de Duitsers en Spanjaarden vindt een kwart dat islamitische kleding in het openbaar verboden zou moeten zijn in Nederland ligt dat lager (14,5 procent). Het aandeel van moslims in de bevolking is in Nederland (7,1 procent) en Duitsland (6,1 procent) vergelijkbaar. Spanje (2,6 procent) kent pas sinds begin deze eeuw toenemende immigratie uit islamitische landen.

Een experiment van het Verwey- Jonker Instituut wees vorig jaar uit dat studenten met een migratie-achtergrond grotere moeite hebben om een stageplek te vinden. Vooral mannen met een migratie-achtergrond werden minder vaak op gesprek gevraagd. Discriminatie op de arbeidsmarkt werd in 2010 ook vastgesteld in het rapport Liever Mark dan Mohammed van het Sociaal en Cultureel Planbureau .

Bron: Nrc.nl

 

Team al-Yaqeen