Professor Moors: “Debat over gezichtssluier is symboolpolitiek”

2689

Een interessant opiniestuk van Annelies Moors, professor  aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Ze studeerde Arabisch aan de Universiteit van Damascus en antropologie aan de Universiteit van Amsterdam.

Het zijn er hooguit 400, maar de hele Tweede Kamer is in rep en roer. Het gaat om de vrouwen met een gezichtssluier in Nederland. Ze zouden de nationale veiligheid wel eens in gevaar kunnen brengen. Of ze moeten bevrijd worden uit hun isolement en van de onderdrukking van hun mannen. Daarom zal er binnenkort in de Kamer gedebatteerd worden over een gedeeltelijk verbod op de niqaab, de gezichtssluier.

Onzin dat gedeeltelijke verbod,” zegt prof. Annelies Moors (62) van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen. “Het is oneigenlijk om dat een gedeeltelijk verbod te noemen, want het geldt in het openbaar vervoer, overheidsgebouwen, onderwijsinstellingen en in ziekenhuizen. Dan kunnen die vrouwen straks alleen nog maar een beetje op straat rondlopen met hun gezichtssluier. Dan isoleer je deze vrouwen pas echt. Men wil het er gewoon om politieke redenen graag doordrukken. Het is symboolpolitiek.”

Mannen voelen zich er ongemakkelijk bij
Professor Moors kan het weten, want zij doet al meer dan tien jaar onderzoek naar islamitische kleding, waaronder de gezichtssluier. Hieruit blijkt steeds weer dat de vrouwen zelf voor de gezichtssluier kiezen, ondanks dat hun omgeving druk uitoefent om het niet te doen en dat hun mannen zich er vaak zelfs ongemakkelijk bij voelen.

Waarom zo’n drukte om niets, vraag je je af. In Nederland blijkt er namelijk maar een zeer kleine groep vrouwen de niqaab te dragen, het zijn er minimaal 100 en maximaal 400 (nog geen 3 op 100.000 personen). Moors verklaart, dat juist omdat het om een kleine groep gaat, de niqaabi’s worden aangepakt: “Je kan als politicus laten zien dat je wat doet, dat je maatregelen neemt om ‘de veiligheid’ te vergroten. Om je punt te maken, neem je een maatregel die een heel kleine groep betreft. De niqaab-draagsters staan voor een serie andere problemen die moeilijker aan te pakken zijn. Maar als je eenmaal begint met het aanpakken van één specifieke groep, weet je niet wie de volgende groep is.”

‘Dan kan je toch geen les geven?’
In Nederland was de eerste reuring over de gezichtssluier in 2003 toen vier leerlingen van het ROC in Amsterdam en enkele studentes Arabisch in Leiden een gezichtssluier wilden dragen. “Toen raakte ik geïnteresseerd. Ik vroeg me af: waar gaat het hier eigenlijk om? Ik ben gaan praten op de betreffende afdeling in Leiden. Mij viel op, dat hoe verder ze er van af stonden, hoe meer ze dachten dat er geen communicatie mogelijk was. ‘Dan kan je toch geen les geven?’ vroegen ze zich af. Terwijl er in de collegezalen ook studenten zitten die met hun telefoon aan het spelen zijn.”

Zelf had zij al eerder ervaren dat de gezichtssluier de communicatie niet in de weg hoeft te staan. “In 1999 heb ik een cursus gegeven in Sanaa, Jemen, aan een groep studenten, waarvan een groot deel van de vrouwelijke studenten een gezichtssluier droeg vanwege het feit dat het een gemengde klas betrof. Het was voor het eerst dat ik in het Arabisch les gaf en dat ik in contact was met vrouwen met een gezichtssluier. Ik vroeg me af of het zou lukken met de communicatie; of ik ze uit elkaar zou kunnen houden en of ik ze zou kunnen verstaan. Wat mij opviel was dat deze bezorgdheid binnen de kortste keren verdwenen was, omdat ik me realiseerde, dat elke vrouw een andere lichaamstaal heeft. Sommige vrouwen waren heel zelfverzekerd en waren meer aanwezig, andere vrouwen waren wat teruggetrokken. Daarnaast droegen de vrouwen verschillende stijlen kleding. Er zijn met andere woorden net zo veel verschillen tussen vrouwen met gezichtssluier als tussen een willekeurige andere set vrouwelijke studenten.”

De communicatie was echter niet het enige waar de betreffende universiteit en het ROC bezwaar tegen hadden. “Bij een deel van de docenten dat er moeite mee had, ging het niet over communicatie. Het ging hen veeleer om de weigering om te integreren en deel te nemen aan de samenleving.” Moors zet vraagtekens bij deze redenering: “Als die vrouwen het zo ver hebben geschopt, zijn ze toch redelijk geïntegreerd?” Ze vindt het onterecht, dat mensen veroordeeld worden als ze zich op een eigen manier willen kleden en opstellen. “Bovendien willen de meeste vrouwen best hun gezicht laten zien als dat nodig is, bijvoorbeeld aan de buschauffeur of in het ziekenhuis aan de dienstdoende arts.”

Motie van Wilders
In 2005 raakte de discussies over de gezichtssluier in een stroomversnelling toen Wilders zijn eerste motie indiende om de burka te verbieden in de openbare ruimtes. Daarna volgden meerdere voorstellen, van Wilders, maar ook van Kamp. De burka wordt overigens door geen enkele vrouw in Nederland gedragen. De burka is het doorgaans blauwe gewaad dat vrouwen in Afghanistan compleet bedekt, terwijl alleen hun ogen bedekt zijn met een stukje gaas. Maar de gezichtssluier die men in Nederland draagt, heet niqaab.

 

“Het  Ministerie van Justitie had in 2008 interesse in een onderzoek over gezichtssluiers. Ik diende een onderzoeksvoorstel in met aandacht voor de motivatie van de draagsters en de context van het publieke debat. Het ministerie was vooral geïnteresseerd in het eerste deel van het voorstel, want men wilde weten wie die vrouwen waren. Waren het misschien vrouwen die net naar Nederland waren gekomen en de taal niet kenden? Mij ging het ook om het tweede deel; heel veel conclusies van het publieke debat blijken op gespannen voet te staan met wat vrouwen zelf zeggen. Men gaat er automatisch vanuit dat deze vrouwen gedwongen worden tot het dragen van een gezichtssluier, dat ze slachtoffer zijn, maar de vrouwen willen de niqaab zelf.”

Wat Moors opvalt, is de sterke emoties die de niqaab oproept. “Vaak zeggen mensen dat ze het vreselijk vinden om het te zien, ze hebben er een afkeer van, omdat het voor hen een teken van onderdrukking is. Maar tegelijkertijd zie je op boekomslagen bijvoorbeeld heel vaak vrouwen met verleidelijke blik en gezichtssluier, vaak gecombineerd met opgemaakte ogen. De gemiddelde Nederlandse niqaab-draagster herkent zich in beide beelden niet.”

Zelf zou ze graag meer aandacht willen voor de zelfbewuste kant van de niqaab of de hoofddoekdraagsters. In 2013 wijdde zij één van haar publicaties daar aan: ‘Islamic fashion and anti-fashion’. “Altijd ging de discussie over: is het eigen keuze of gedwongen? Het ging nooit over: wat dragen die vrouwen eigenlijk en waarom dragen ze dat? Je wordt altijd beïnvloed door je omgeving, door vele factoren, ook door mode. Daarom wilde ik de levensverhalen horen van de vrouwen over de plek van religie in hun leven, wat ze droegen en in hoeverre daar samenhang tussen is.” Ze ontdekte dat er een duidelijke toename is in modieuze stijlen die de moslimvrouwen zijn gaan dragen. “Maar als je ziet dat grote groep vrouwen zich modieus gaat kleden, zijn er ook vrouwen die zich daartegen afzetten. Je ziet interessante cross-overs, want naast moslimvrouwen zijn er ook niet-islamitische vrouwen die tegen het heersende modebeeld zijn. De argumenten overlappen voor een deel: beide groepen vinden het een vorm van verspilling, ze vinden dat de vrouw gepusht wordt door de mode-industrie en hebben moeite met de seksualisering van het menselijk lichaam.”

Non-onderwerp
Het lijkt alsof het debat over de niqaab na al die jaren nog even fel gevoerd wordt als voorheen. Professor Moors nuanceert dat beeld. “Wat ik gemerkt heb, is dat na meer dan tien jaar debat er steeds minder steun is voor het verbod. In 2005 werd het voorstel heel breed gesteund en waren er weinig media die er aarzelend over berichtten. Tegenwoordig zijn er steeds meer mensen die het een non-onderwerp vinden. Er lijkt een zekere gewenning op te zijn getreden. Het argument dat vroeger vaak gebruikt werd, namelijk dat de vrouwen de niqaab gedwongen dragen, wordt nu bijvoorbeeld minder vaak gebruikt als argument. Dat de niqaab-draagsters zelf steeds meer de publiciteit opzoeken, zal daar ook een rol in hebben gespeeld. Door het rapport kunnen ze hun argumenten wat meer gewicht geven.”

De draagsters zoeken inderdaad zelf meer de publiciteit op. Zo hebben de vrouwen onder andere de Facebookpagina: ‘Blijf van mijn niqaab af’ aangemaakt. De gelijknamige werkgroep roept momenteel op om een petitie te tekenen, waarin er geprotesteerd wordt tegen een gedeeltelijk verbod. “Een kleine religieuze minderheid wordt onderdrukt en buitengesloten door hun eigen overheid. Nu de gezichtssluier, hierna de rokjes, dan de hoofddoek, daarna het keppeltje en zo voort,” schrijven de vrouwen. Inmiddels hebben dik 8000 mensen de petitie ondertekend. Niqaab-draagsters maken duidelijk, dat zij geen gevaar vormen voor de Nederlandse samenleving, maar dat zij zichzelf juist onveilig voelen. “Elke keer als politici er weer een kwestie van maken , merken de vrouwen dat op straat. Ze worden dan vaker bedreigd,” licht Moors toe.

Moslims als zondebok
Het valt Moors op, dat met name moslims in deze tijd de zondebok zijn. “Zo gauw als het uit islamitische overtuiging is, wordt er een probleem van gemaakt.” Momenteel richt Moors zich op een nieuw onderzoeksveld, namelijk het islamitisch huwelijk. “Het ligt een beetje in dezelfde lijn. Er is veel reuring in de politiek en publiciteit over het islamitisch huwelijk, dat plaats vindt voor of in plaats van het burgerlijk huwelijk. Het is interessant om te kijken, waarom dat is. Het islamitisch huwelijk wordt gelijk gesteld met gedwongen huwelijk, met uithuwelijking en kindhuwelijk. Er worden negatieve labels aan gehangen. Het gaat opnieuw om het feit dat de vrouw onterecht als slachtoffer worden gezien, terwijl de vrouwen er zelf voor kiezen; het is vaak een ethische keuze om een islamitisch huwelijk te sluiten, want ze willen geenbuitenechtelijke relatie, maar ook nog geen burgerlijk huwelijk. Wat ik merkwaardig vind is dat een privéritueel zonder rechtsgevolgen als belangrijk probleem wordt gezien. Natuurlijk zijn er misstanden, maar dat komt niet door het islamitische huwelijk op zich. Er is een grote kans dat als diezelfde meisjes in een relatie waren gebleven, ze de zelfde problemen  zouden hebben gehad. En wat een burgerlijk huwelijk aangaat: als je trouwt met een oplichter, biedt een burgerlijk huwelijk ook nauwelijks bescherming.”

Toch maakt de professor zich niet al te veel zorgen over de toekomst voor moslims in Nederland. “Er komt wel iedere keer wat bij, maar sommige dingen worden ook steeds normaler. Het gaat twee kanten op. Aan de ene kant is er verharding, aan de andere kant is er normalisering. Het is niet alleen maar kommer en kwel. Er is nog steeds veel mogelijk in Nederland, ook voor moslims.”

Bron: Qantara.nl

Team al-Yaqeen
28 mei 2016