Verbod op hoofddoek mag helemaal niet

4141

Tot haar grote verbazing las Adriana van Dooijeweert, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, gisterochtend op allerlei nieuwssites dat het voortaan is toegestaan om moslima’s met hoofddoeken van de werkplek te weren. “Dat mag dus helemaal niet”, zegt ze.

Van Dooijeweert reageert op het arrest van het Europese Hof van Justitie dat heeft bepaald dat het verbieden van religieuze uitingen op het werk mag, indien hiervoor een geldige reden is. De hoogste juridische instantie van Europa oordeelde over een zaak die een Belgische en Franse moslima hadden aangespannen tegen hun werkgevers. Zij kregen ontslag voor het dragen van een hoofddoek.

“Het arrest is geen vrijbrief om moslima’s met hoofddoeken te ontslaan. Het gaat over neutraliteit. Als je een verbod opneemt, moet dat dus ook gaan over andere religieuze, politieke en filosofische uitingen. Anders is er sprake van directe discriminatie en dat mag niet.”

Naar Luxemburg

Het Hof velde een oordeel over twee zaken. De belangrijkste is die van de Vlaamse Samira Achbita. Zij vertelde haar baas in 2006 dat ze tijdens haar werk een hoofddoek wilde gaan dragen. De baas was G4S, een onderneming die receptie- en onthaaldiensten aanbiedt. De regel binnen het bedrijf is dat werknemers niet met keppeltjes, hoofddoeken of tulbanden mogen lopen.

G4S ontsloeg Achbita waarna de receptioniste naar de rechter stapte. Die verwees de zaak door naar Luxemburg. Het Europees Hof moest eerst uitleggen wanneer er volgens een Europese richtlijn wel en geen sprake is van discriminatie. Dat heeft het Hof gisteren gedaan, waarna het nu weer aan de Belgische rechter is iets met het arrest te doen.

Neutraliteit

In het arrest staat vermeld dat G4S niet discrimineert omdat het verbod op religieuze kleding in het arbeidsreglement is opgenomen. Maar, stelt het Hof, er kan wel sprake zijn van indirecte discriminatie. De Belgische rechter moet bepalen of het belang van neutraliteit voor G4S opweegt tegen de beperkende kledingvoorschriften.

“Een bedrijf moet motiveren waarom neutraliteit belangrijk is”, aldus Van Dooijeweert. “Bij een overheidsdienst kan dat het geval zijn. Dan gaat het niet alleen om religie, maar ook om politieke en filosofische uitingen. Als je achter de kassa van Albert Heijn zit, ligt dat anders. Een werkgever kan zeggen: ‘mijn klanten willen geen hoofddoekjes zien’, maar dat is geen geldige reden.”

Als een bedrijf eenmaal aannemelijk heeft gemaakt dat neutraliteit toch echt van groot belang is, dan nog kan een onderneming een werknemer met hoofddoek, kruisje om de nek of rode PvdA-trui niet zomaar ontslaan. Eerst moet het bedrijf zoeken naar een andere werkplek waarbij er geen klantencontact is.

Indirecte discriminatie

In de praktijk zijn het voornamelijk de moslima’s met hoofddoek die met de neutraliteitsregel te maken krijgen. Een niet-gelovige, heteroseksuele man loopt nu eenmaal niet snel met een hoofddoekje. Een neutraliteitsregel kan daardoor indirect toch discriminerend uitpakken voor een bepaalde groep. Die kan naar de nationale rechter stappen. Het Hof schrijft dat ook in haar arrest.

In Nederland is nog niet veel jurisprudentie over neutraliteit. Al oordeelde het College voor de Rechten van de Mens vorig jaar dat een griffier van de Rotterdamse rechtbank met een hoofddoek niet mag worden afgewezen hierom. Ook de rechtbank heeft net als G4S in België een kledingvoorschrift dat neutraliteit voorschrijft. Volgens het College is het verbod op een hoofddoek een te zware functie-eis voor een griffier, aangezien zij geen onderdeel is van de rechtspraak.

Advocate Betül Őzateş stond eerder een moslima bij die haar hoofddoek wilde dragen tijdens haar werk als griffier. Volgens haar ontneemt de uitspraak van het Europese Hof van Justitie moslima’s kansen en sluit ze hen verder uit.

Bron: Trouw.nl

Team al-Yaqeen
15 maart 2017