Waar geïnstitutionaliseerde moslimhaat toe kan leiden

7161

De 2-jarige Abdullah Hassan is afgelopen vrijdag na een kort ziekbed in een Amerikaans ziekenhuis overleden. Abdullah, geboren met een zeldzame hersenafwijking, heeft maandenlang zijn moeder moeten missen. De vrouw die hem enige troost en warmte kon bieden. Wat haar overkomen is, is de ergste nachtmerrie van elke ouder: er niet voor je kind kunnen zijn op het moment dat het jou het hardst nodig heeft. Zijn moeder Chaima Swileh, in Cairo gevangen tussen angst en hoop, heeft op 12.000 km afstand van haar kind moeten leven. De ondraaglijke pijn die zij heeft moeten ondergaan is bijna niet voor te stellen. Haar ‘misdaad’ om niet bij haar ernstig zieke kind te mogen zijn: het hebben van de Jemenitische nationaliteit. Jemen is namelijk één van de landen die getroffen is door de beruchte moslimban van president Donald Trump. Pas na een lange juridische en publicitaire strijd mocht zij de Verenigde Staten in. Het toont het lelijke gezicht van het inhumane beleid van de Amerikaanse regering.

Het aanvankelijk geweigerde visum legt een sluimerend maar gevaarlijk fenomeen bloot: (geïnstitutionaliseerde) moslimhaat. Elke keer wanneer je denkt dat het dieptepunt is bereikt, wordt er een schepje bovenop gedaan. Alle westerse retoriek over mensenrechten, medemenselijkheid, democratie en rechtsstaat ten spijt, de zaak van Abdallah en de burqaverboden in diverse Europese landen, waaronder Nederland, laten ons zien dat voor moslims andere maatstaven gelden.

Moskeeën worden platgebrand, besmeurd met varkensbloed, beklad met hakenkruizen, politieke partijen die openlijk ageren tegen moslims en neonazistische groeperingen die oproepen om Nederland moslimvrij te maken. Al deze gevaarlijke ontwikkelingen hebben één ding gemeen: de samenleving in den brede zwijgt of bagatelliseert het probleem van moslimhaat. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de boodschap die hiervan uitgaat is dat de moslimgemeenschap hier mee moet leren leven. De parallel met de uitspraak van onze minister-president Mark Rutte is treffend. In plaats van discriminatie keihard aan te pakken en de nodige maatregelen te treffen, roept hij allochtone Nederlanders op om zich maar in te vechten. Met andere woorden, discriminatie is niet een maatschappelijk probleem, maar een probleem die Nederlanders van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse komaf zelf moeten oplossen. Elk weldenkend mens weet dat hier iets niet klopt. Een kerntaak van de overheid is juist zorgen voor het welzijn van al haar burgers en het creëren van gelijke kansen. Indien wij de parallel doortrekken, moeten moslims in dit land zichzelf maar gaan beschermen tegen fysieke en verbale aanvallen van xenofobe groepen? Het evidente antwoord is natuurlijk ‘nee’. De overheid heeft de primaire taak om de fysieke en sociale veiligheid van haar burgers garanderen, in het bijzonder die van religieuze minderheden.

Recentelijk heeft de minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, het antisemitisme dat opnieuw de kop opsteekt in ons land veroordeeld en aangekondigd met Joodse organisaties om de tafel te gaan zitten. “Het is vreselijk dat ze zich niet durven te uiten”, zei de minister in de Tweede Kamer. “Ze moeten zich veilig voelen.” Het is terecht dat de minister dit heeft gezegd, maar waarom is er met geen woord over de toenemende moslimhaat gesproken? Tegen minister Grapperhaus en alle andere bewindspersonen van het kabinet Rutte III willen wij het volgende zeggen: uw stilzwijgen versterkt moslimhaat in ons land. Neonazistische groeperingen voelen zich hierdoor versterkt. Het zijn communicerende vaten.

Maak duidelijk dat moslimhaat, evenals antisemitisme, niet bij ons land hoort en dat dit land een open, tolerant en een vrije samenleving kent. Bovenal, maak duidelijk dat alle vormen van haat keihard worden bestraft. Met het nieuwe jaar voor de deur hopen wij van ganser harte dat één van uw voornemens het effectief bestrijden van moslimhaat en xenofobie zal zijn. Dit in het belang van ons land.

Stichting as-Soennah
30 december 2018