Vraag:
Welke zaken neemt de Imam voor zijn rekening gedurende het gebed en komen daarmee dus te vervallen voor degenen die achter hem bidden?
Antwoord:
Een groep geleerden heeft te kennen gegeven dat zeven zaken voor de rekening van de Imam komen:
1. De recitatie.
Dit volgt uit de Woorden van Allah de Verhevene (interpretatie van de betekenis):
“En als de Koran wordt voorgedragen luistert er dan naar en zwijg, opdat jullie begenadigd zullen worden.”
(Soerat al-Acraaf:204)
Imam Ahmad zegt hierover: “Er bestaat consensus onder de mensen dat dit vers betrekking heeft op het gebed.” Dit is ook in overeenstemming met de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “De recitatie van de Imam geldt als recitatie voor degenen die achter hem bidden.”
(Ahmad, Ibn Maadja)
De meest correcte uitspraak met betrekking tot deze kwestie is dat bij een stil gebed degene die achter de Imam bidt zelf Soerat al-Faatihah moet reciteren. Tijdens een hardop gereciteerde gebed moet de volger Soerat al-Faatihah reciteren wanneer de Imam zwijgt na zijn recitatie van Soerat al-Faatihah. Last de Imam echter geen zwijgpauze in, dan moet de volger gewoon Soerat al-Faatihah reciteren en daarna zwijgen. Dit alles conform de correcte overleveringen hieromtrent.1
2. Soedjoed as-Sahw (prosternatie van vergeetachtigheid).
Dit geldt als men vanaf het begin het gebed samen met de Imam mee heeft gemaakt. Dit omdat de metgezellen toen zij gedurende het gezamenlijke gebed zaken vergaten of weglieten – waarvoor zij Soedjoed as-Sahw zouden hebben moeten verrichten als zij alleen baden – desondanks geen Soedjoed as-Sahw hebben verricht achter de Imam.
3. Soedjoed at-Tilaawah (prosternatie die men verricht wanneer hij tijdens het reciterenvan de Koran voorbij een vers komt waarbij het aanbevolen is om dit te verrichten).
Wanneer men bij een vers aankomt waarbij het aangeraden is om de Soedjoed te verrichten, maar de Imam verricht deze niet, dan komt deze voor degenen achter hem ook te vervallen. Zouden zij deze wel verrichten dan zijn zij de Imam tegengegaan en is daarmee hun gebed teniet gedaan.
4. Soetrah (afscherming).
De Soetrah van de Imam geldt als Soetrah voor degenen achter hem. Dit omdat de Profeet (vrede zij met hem) het gebed voor is gegaan en zijn metgezellen niet heeft bevolen om een afscherming te plaatsen. Dit staat vermeld in al-Boekhaari en Moeslim. Tevens staat in Sahieh al-Boekhaarie en hoofdstuk met als titel: “De afscherming van de Imam geldt als afscherming voor degenen achter hem”.
5. Doecaa’ ul-Qoenoet (De smeekbede die verricht wordt na het opkomen van de Roekoec in de laatste gebedseenheid).
Degene die achter de Imam bidt, dient slechts te reageren met Amien op de smeekbede van de Imam.
6. Eerste Tashahhoed.
Wanneer de Imam in een gebed van vier gebedseenheden een voorsprong op jou heeft van één gebedseenheid – omdat jij te laat bent binnengekomen – komt de eerste Tashahoed voor jou te vervallen. Dit omdat je anders de Imam zou tegengaan. Je dient hem wel met de Imam mee te doen.
7. De uitspraak “SamicAllahoe liman Hamidah”.
Dit volgt uit de woorden van de Profeet (vrede zij met hem): “Wanneer de Imam SamicAllahoe liman Hamidah zegt, zegt dan: ,,Allahoema Rabana lakal hamd”.”
(Moeslim)
Permanente commissie voor het geven van Fatwa’s
1. Hierover bestaat een meningsverschil. Sheikh al-Albaani zegt dat de Profeet (vrede zij met hem) toestemming had gegeven aan degenen die door de Imam werden geleid, om Soerat al-Faatihah te reciteren in de luide gebeden (…) Later verbood hij (vrede zij met hem) hen om überhaupt te reciteren in luide gebeden. (Sifat Salaat un-Nabiy)