De positie van Zakaat binnen het geloof

10465

Vraag:

Kunt u ons informeren over de positie van Zakaat binnen ons geloof en in het bijzonder Zakaat al-Fitr. Mag dit in geld worden uitgegeven?

Antwoord:

Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met de Boodschapper.

Allah, de Verhevene, heeft Zakaat over de bezittingen van Zijn dienaar verplicht gesteld en bevolen deze af te dragen. Zo heeft Hij dit doen behoren tot de vijf zuilen van de Islam. En Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“Zij werden niets anders bevolen dan Allah met zuivere aanbidding te aanbidden, als Hoenafaa’ (zuivere monotheïsten). En (ook) het gebed te verrichten en de Zakaat af te staan en dat is de rechte godsdienst.”

(al-Bayyinah: 5)
“En onderhoudt het gebed en geeft de Zakaat en gehoorzaamt de Boodschapper. Hopelijk zullen jullie begenadigd worden.”
(an-Noer: 56)

De verzen hieromtrent zijn in overvloed. Ook zegt de Profeet (vrede zij met hem): “De Islam is gebouwd op vijf (zuilen): het getuigen dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah, het verrichten van het gebed, het betalen van de Zakaat (armenbelasting), het verrichten van de Hadj (bedevaart) naar het (Heilige) Huis (in Mekka) en het vasten in (de maand) Ramadan.

(Overgeleverd door al-Boekhaari en Moeslim)

Het is de plicht van de moslims om de Zakaat af te dragen aan degenen die daar recht op hebben. De moslim verlangt naar hetgeen zich bij Allah bevindt en vreest voor Zijn bestraffing en komt deze verplichting daarom na. In het volgende vers van soerat at-Tauwbah, licht Allah ons in over degenen die recht hebben op de Zakaat.

“Voorwaar, de Zakaat is slechts voor de armen en de behoeftigen en de werkenden (aan de inzameling ervan) en de Moe’allaf (ontvankelijk maken) van de harten en voor (het vrijkopen van) de slaven, en de schuldenaren en om (uit te geven) op de Weg van Allah en voor de reiziger (zonder proviand), als een plicht tegenover Allah, en Allah is Alwetend, Alwijs.

(at-Tauwbah: 60)

Ook geeft Allah te kennen in dezelfde soerah dat het uitgeven van Zakaat reinigend is voor de bezittingen. Zo zegt Allah:

“Neem van hun bezittingen de Zakaah, jij reinigt en zuivert hen daarmee (O Mohammed).”

(at-Taubah:103)

En in het volgende vers heeft Hij, de Verhevene diegene die de Zakaah achterhoudt, een zware bestraffing beloofd, zeggende (interpretatie van de betekenis):

“En zij die het goud en het zilver oppotten en het niet besteden op de Weg van Allah: verkondig hen over een pijnlijke bestraffing. De dag waarop dit (goud en zilver) verhit zal worden in het Vuur van de Hel, dan zal ermee over hun voorhoofden, hun zijden en hun ruggen gestreken worden. (En er zal worden gezegd:) “Dat is wat jullie voor jezelf hadden opgepot, proeft dan wat jullie plachten op te potten.”

(at-Taubah:34-35)

Er is overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Elke bezitting waarvan geen Zakaah wordt afgedragen, is een schat waarmee de eigenaar gefolterd wordt (op de Dag des Oordeels).”

(Imam Maalik in zijn boek al-Moewatta’ boekdeel 1, blz. 256)

Ook heeft hij (vrede zij met hem) gezegd: “Iedere bezitter van een kameel, een koe of ander vee en geen Zakaah hierover afdraagt, zal hiermee bestraft worden op de Dag des Oordeels.”

(al-Boekhaari en Moeslim)

Ook heeft Allah de moslims verplicht ieder jaar de zakaat over hunzelf af te dragen gedurende cIed al-Fitr zoals in de sahiehayn staat. Ibnoe cOmar heeft overgeleverd: “De Profeet (vrede zij met hem) heeft ons de zakaat al-Fitr verplicht. Deze dient een saac (vier maal beide handen vol) aan dadels of gerst te zijn. Dit geldt zowel voor de man als de vrouw, een vrije persoon als een slaaf, een jongere (persoon) als een oudere (persoon) van de moslims. En hij gebood dit uit te geven vóórdat de mensen zich naar het gebed begaven.”

(al-Boekhaari)

Ook is door zowel al-Boekhaari als door Moeslim overgeleverd dat Aboe Sacied zei: “Wij plachten in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) een Saac van voedsel, dadels, gerst of gedroogde yoghurt te geven.”

Volgens de correcte uitspraken van de geleerden wordt aan deze soorten ook alles toegerekend wat men gewoon is in zijn eigen land aan voedsel te nuttigen, zoals rijst, graan, gierst en hun soortgelijken. De Zakaat al-Fitr dient ook als reiniging voor de vastenden van ijdel gepraat en geslachtsgemeenschap (wanneer dit abusievelijk tijdens de Ramadan is gebeurd). Ook dient dit als voedsel voor de armen.

Dit staat vastgelegd in de overlevering die door Ibnoe cAbbaas is verhaald van de Profeet (vrede zij met hem).

(Aboe Daawoed, Ibnoe Maadjah en al-Haakim)

Het is verplicht voor de moslims om deze Zakaat al-Fitr uit te geven vóór aanvang van het cIed gebed, omdat de Profeet (vrede zij met hem) dit heeft bevolen. Ook is het toegestaan om deze Zakaat een of twee dagen vóór al-cIed uit te geven, zoals de metgezellen van de Profeet (vrede zij met hem) plachten te doen.

In het licht van het voorgaande wordt ons duidelijk dat er niets op tegen is de Zakaat al-Fitr op de 28e, de 29e en de 30e van de maand Ramadan, de nacht vóór al-cIed en in de ochtend vóór het cIed gebed uit te geven. Een Islamitische maand telt immers 29 of 30 dagen, zoals de authentieke overleveringen ons melden.

Het is niet toegestaan om deze Zakaat in haar waarde in geld uit te geven. Dit volgens de meerderheid van de geleerden, omdat dit tegenstrijdig is met de uitspraken van de Profeet (vrede zij met hem) en zijn metgezellen. Allah zegt immers (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,Gehoorzaamt Allah en gehoorzaamt de Boodschapper!” En als jullie je afwenden: hij is slechts verantwoordelijk voor waar hij mee belast is en jullie zijn verantwoordelijk voor waar jullie mee belast zijn. En indien jullie hem gehoorzamen, volgen jullie Leiding. En de Boodschapper is slechts verantwoordelijk voor de duidelijke verkondiging.”

(soerat an-Noer: 54)

Allah zegt ook (interpretatie van de betekenis):

“Laten degenen die zijn bevel ongehoorzaam zijn opletten dat een beproeving hen treft of een pijnlijke bestraffing hen treft.”

(soerat an-Noer: 63)

En Allah weet het beste.

Sheich Bin Baaz

(Fataawaa al-Moehimmah, blz. 499)