De betekenis van de twee geloofsgetuigenissen

8601
Vraag 12:
Wij willen graag de betekenis weten van de twee geloofsgetuigenissen; de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah?
Antwoord:
De twee geloofsgetuigenissen; de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is, zijn de sleutel tot de Islam. De Islam wordt niet binnengetreden, behalve aan de hand van hen beide. Vandaar dat toen de Profeet (vrede zij met hem) Moecaadh ibnoe Djabal naar Jemen stuurde, hij hem opdroeg om haar inwoners allereerst uit te nodigen naar de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah.
Wat betreft de eerste getuigenis, namelijk dat er geen god is dan Allah, men dient met zowel tong als hart te erkennen dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah, want ‘god’ staat voor een aanbedene die aanbeden wordt. Het betekent dus dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah, alleen.
Deze zin bestaat uit een ontkennend deel en een bevestigend deel. Wat betreft de ontkenning, dit is terug te vinden in het gedeelte ‘er is geen god’. En de bevestiging is te vinden in het gedeelte ‘behalve Allah’. Het staat dus voor het bevestigen met de tong, nadat het hart hier allereerst van overtuigd is geraakt, dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah. Dit veronderstelt dus volledige toewijding van de aanbidding aan Allah alleen en een ontkenning van het aanbidden van een ander dan Hem. Wanneer wij ervan uit gaan dat het hier gaat om het woord ‘recht’ dat wordt weggelaten, dan biedt dit uitkomst voor de volgende vraagstelling die door vele mensen wordt voorgelegd, namelijk: “Hoe kunnen jullie zeggen dat er geen god is dan Allah, terwijl er andere goden zijn die aanbeden worden naast Allah en die door Hem als zodanig worden genoemd?” Zo zegt Allah:
“En hun goden die zij naast Allah aanriepen, baatten hen niets toen het bevel van jouw Heer kwam. En zij deden hen slechts meer vernietiging toekomen.”
(Soerat Hoed: 101)
Ook zegt Hij, de Verhevene:
“En neem geen andere god naast Allah.”
(Soerat al-Israa’: 39)
En Hij zegt:
“En roep geen andere god aan naast Allah.”
(Soerat al-Qasas: 88)
Hoe is het dan mogelijk dat wij zeggen: “Er is geen god dan Allah”, terwijl het vaststaat dat godheid toegekend wordt aan anderen dan Allah? En hoe kunnen wij goddelijkheid toekennen aan anderen dan Allah, terwijl de Boodschappers van Allah tegen hun volkeren zeiden:
“Aanbidt Allah, voor jullie is er geen andere god dan Hij.”
(Soerat al-Acraaf: 59)
Het antwoord op dit dilemma is als volgt. De werkelijke betekenis van de eerste getuigenis is als volgt; ‘er is geen ware god dan Allah’. Wij zeggen dus dat deze goden die buiten Allah aanbeden worden weliswaar met de term ‘god’ worden aangeduid, maar in werkelijkheid valse goden zijn die geenszins aanspraak kunnen maken op goddelijkheid. Zo zegt Allah:
“Dat is zo omdat Allah de Waarheid is en omdat wat zij naast Hem aanroepen de valsheid is. En omdat Allah, de Verhevene, de Grootste is.”
(Soerat Loeqmaan: 30)
Wat hier ook op duidt, zijn de volgende Woorden van Allah:
“Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al-Laat en al-cOezzah en al-Manaat, de andere, de derde? Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen? Dat zou een oneerlijke verdeling zijn. Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarvoor geen gezag neergezonden.”
(Soerat an-Nadjm: 19-23)
En:
“Datgene wat jullie naast Hem aanbidden, zijn slechts namen die jullie en jullie vaderen hebben verzonnen. Allah heeft hiervoor geen gezag neergezonden.”
(Soerat Yoesoef: 40)
Concluderend kunnen wij zeggen dat de eerste geloofsgetuigenis het volgende betekent: niets of niemand heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allah. En alles wat naast Hem aanbeden wordt, ongeacht of het hier nu gaat om boodschappers, engelen, awliyaa’, stenen, bomen, de zon, de maan of iets anders, is vals. De enige ware aanbedene is Allah.

De betekenis van de twee geloofsgetuigenissen

11477

Vraag:

Wij willen graag de betekenis weten van de twee geloofsgetuigenissen; de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah?

Antwoord:

De twee geloofsgetuigenissen; de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is, zijn de sleutel tot de Islam en de Islam wordt niet binnengetreden, behalve aan de hand van hen beide. Vandaar dat toen de Profeet (vrede zij met hem) Moecaadh ibnoe Djabal naar Jemen stuurde, hij hem opdroeg om hen allereerst uit te nodigen naar de getuigenis dat er geen god is dan Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah.

Wat betreft de eerste getuigenis, namelijk dat er geen god is dan Allah, men dient met zowel tong als hart te erkennen dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah, want ‘god’ staat voor een aanbedene dat aanbeden wordt. Het betekent dus dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah, alleen.

Deze zin bestaat uit een ontkennende deel en een bevestigende. Wat betreft de ontkenning dit is terug te vinden in het gedeelte ‘er is geen god’. En de bevestiging is te vinden in het gedeelte ‘behalve Allah’. Het staat dus voor het bevestigen met de tong, nadat het hart hier allereerst van overtuigd is geraakt, dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allah. Dit veronderstelt dus volledige toewijding van de aanbidding aan Allah alleen en een ontkenning van het aanbidden van een ander dan Hem. Wanneer wij ervan uit gaan dat het hier gaat om het woord ‘recht’ dat wordt weggelaten, dan biedt dit uitkomst voor de volgende vraagstelling die door vele mensen wordt voorgelegd, namelijk: “Hoe kunnen jullie zeggen dat er geen god is dan Allah, terwijl er andere goden zijn die aanbeden worden naast Allah en die door Hem als zodanig worden genoemd?” Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“En hun goden die zij naast Allah aanriepen, baatten hen niets toen het bevel van jouw Heer kwam. En zij deden hen slechts meer vernietiging toekomen.” (Soerat Hoed: 101)

Ook zegt Hij, de Verhevene (interpretatie van de betekenis):

“En neem geen andere god naast Allah.” (Soerat al-Israa’: 39)

En Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“En roep geen andere god aan naast Allah.” (Soerat al-Qasas: 88)

Hoe is dan mogelijk dat wij zeggen: “Er is geen god dan Allah”, terwijl het vaststaat dat godheid toegekend wordt aan anderen dan Allah? En hoe kunnen wij goddelijkheid toekennen aan anderen dan Allah, terwijl de Boodschappers van Allah tegen hun volkeren zeiden (interpretatie van de betekenis):

“Aanbidt Allah, voor jullie is er geen andere god dan Hij.” (Soerat al-Acraaf: 59)

Het antwoord op dit dilemma is als volgt. De werkelijke betekenis van de eerste getuigenis is als volgt; ‘er is geen ware god dan Allah’. Wij zeggen dus dat deze goden die buiten Allah aanbeden worden weliswaar met de term ‘god’ worden aangeduid, maar in werkelijkheid valse goden zijn die geenszins aanspraak kunnen maken op goddelijkheid. Zo zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“Dat is zo omdat Allah de Waarheid is en omdat wat zij naast Hem aanroepen de valsheid is. En omdat Allah, de Verhevene, de Grootste is.” (Soerat Loeqmaan: 30)

Wat hier ook op duidt, zijn de volgende Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):

“Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al-Laat en al-cOezzah en al-Manaat, de andere, de derde? Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen? Dat zou een oneerlijke verdeling zijn. Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarvoor geen gezag neergezonden.” (Soerat an-Nadjm: 19-23)

En (interpretatie van de betekenis):

“Datgene wat jullie naast Hem aanbidden, zijn slechts namen die jullie en jullie vaderen hebben verzonnen. Allah heeft hiervoor geen gezag neergezonden.” (Soerat Yoesoef: 40)

Concluderend kunnen wij zeggen dat de eerste geloofsgetuigenis het volgende betekent: niets of niemand heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allah. En alles wat naast Hem aanbeden wordt, ongeacht of het hier nu gaat om boodschappers, engelen, awliyaa’, stenen, bomen, de zon, de maan of iets anders, is vals. De enige ware aanbedene is Allah.

Wat betreft de getuigenis ‘Mohammed is de Boodschapper van Allah’, dit staat voor het bevestigen met de tong en het geloven met het hart dat Mohammed, de zoon van cAbdullah, de Qoerayshiet, de Hashimiet, de Boodschapper is van Allah die gezonden is naar de gehele schepping: zowel de djinn als de mens. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,O mensen, waarlijk, ik ben de Boodschapper van Allah voor jullie allen. (Allah is) Degene aan Wie het Koninkrijk over de hemelen en de aarde behoort, geen god is er dan Hij. Hij doet leven en Hij doet sterven. Gelooft daarom in Allah en Zijn Boodschapper; de ongeletterde Profeet, die in Allah en Zijn Woorden gelooft, en volgt hem. Opdat jullie geleid zullen worden.” (Soerat al-Acraaf: 158)

Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):

“Gezegend is Degene Die de Foerqaan (de Koran) heeft neergezonden aan Zijn Dienaar opdat hij een waarschuwer voor de werelden zal zijn.” (Soerat al-Foerqaan: 1)

De betekenis van de tweede geloofsgetuigenis is dat jij gelooft in de berichtgevingen van de Profeet, zijn bevelen volgt, wegblijft van datgene dat hij heeft verboden en dat jij Allah slechts aanbidt op de wijze die hij heeft voorgeschreven. Deze getuigenis houdt tevens in dat jij gelooft dat de Boodschapper van Allah geenszins aanspraak maakt op enige vorm van heerschappij en bestuur van het heelal en aanbidding. Hij is niets anders dan een Dienaar die geen recht van aanbidding toekomt, een Boodschapper die niet liegt en die niet bij machte is zichzelf of anderen te baten, noch te schaden, behalve met de Wil van Allah. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,Ik zeg jullie niet dat ik over de schatten van Allah beschik en niet dat ik het Ongeziene ken, en ik zeg jullie niet dat ik een engel ben. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt.” (Soerat al-Ancaam: 50)

Hij is dus een dienaar die uitvoert wat hem opgedragen wordt. Allah zegt ook (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,Ik ben niet bij machte om jullie te schaden, noch te leiden.” Zeg: ,,Niemand kan mij ooit bescherming bieden tegen Allah en ik zal buiten Hem nooit een andere toevluchtsoord vinden.” (Soerat al-Djinn: 21-22)

Ook zegt de Verhevene (interpretatie van de betekenis):

“Zeg: ,,Ik ben niet bij machte om mijzelf te baten, noch te schaden, behalve met de Wil van Allah. En als ik het Ongeziene kende, dan zou ik het goede vermeerderd hebben en zou het kwade mij niet hebben getroffen. Ik ben niets dan een waarschuwer en een verkondiger van blijde tijdingen voor een gelovig volk.” (Soerat al-Acraaf: 188)

Dit is dan ook de betekenis van de twee geloofsgetuigenissen. Hiermee is tevens duidelijk geworden dat recht van aanbidding niet toekomt aan de Boodschapper, noch aan andere schepselen. Aanbidding komt slechts toe aan Allah, alleen. Wel dient de Profeet (vrede zij met hem) de gepaste achting toegekend te worden die Allah hem heeft gegeven, namelijk: hij is de dienaar van Allah en Zijn Boodschapper.

Sheich Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien