Vraag:
Wat zijn de
verschillende categorieën van Tawhied, graag met verduidelijking aan de hand
van voorbeelden?
Antwoord:
De categorieën van de
Eenheid met betrekking tot Allah kunnen wij met het volgende definiëren,
namelijk: het één maken van Allah betreffende zaken die Hem specifiek
toekomen. En dit laatste valt weer onder te verdelen in drie categorieën.
Tawhied
ur-Roeboebiyyah
Dit houdt in dat Allah
tot één gemaakt dient te worden wat betreft schepping, Heerschappij, Bestuur.
Allah alleen is dus de Schepper, niemand buiten Hem is hiertoe in staat.
Allah zegt:
"Is
er een andere Schepper buiten Allah die jullie levensonderhoud geeft uit de
hemelen en de aarde? Er is geen God naast Hem."
(Soerat Faatir: 3)
Ook zegt Allah, de
Verhevene, ter verduidelijking van de valsheid van de afgoden van de
ongelovigen:
"Is
dan Hij, Die schept gelijk aan iemand die niet schept? Zullen jullie je dan
niet laten vermanen?"
(Soerat an-Nahl: 17)
Allah alleen is de
Schepper. Hij heeft alles geschapen en volgens een vaste maat bepaalt. Tot
Zijn Schepping behoren zijn schepselen en hun daden. Het behoort dan ook tot
de volmaaktheid van iemands geloof in de Voorbeschikking dat hij gelooft dat
Allah de Schepper is van de daden van Zijn dienaren. Allah zegt namelijk:
"Terwijl
Allah jullie en jullie werken heeft geschapen?"
(Soerat
as-Saaffaat: 96)
De achterliggende ratio
hiervan is dat het werk van een dienaar tot zijn eigenschappen behoort. De
dienaar op zijn beurt is weer een schepsel van Allah. En de Schepper van
iets is tevens de Schepper van de eigenschappen hiervan.
Ook kunnen wij zeggen
dat het werk van een dienaar tot stand komt door de wil en de kracht van de
dienaar en deze beide zaken zijn tevens schepselen van Allah. Hier kan dus
gezegd worden dat de Schepper van de oorzaak tegelijkertijd ook de Schepper
van de veroorzaker is. Men zou zich kunnen afvragen waarom de schepping soms
aan een ander dan Allah wordt toegekend, zoals opgemaakt kan worden uit de
volgende Woorden van Allah:
"Gezegend
zij daarom Allah, de Beste der Scheppers."
(Soerat al-Moe’minoen: 14)
Of de uitspraak van de
Profeet (vrede zij met hem) met betrekking tot de afbeelders: "Wekt tot
leven wat jullie hebben geschapen."
(al-Boechari en Moeslim)
Het antwoord hierop
luidt als volgt. Anderen buiten Allah scheppen niet zoals Hij schept. Zo
zijn zij niet in staat om iets uit het niets voort te brengen, of de doden
te wekken. Waar zij slechts toe in staat zijn is het veranderen en wijzigen
van de gedaante van iets dat oorspronkelijk door Allah is geschapen. Een
beeldhouwer kan bijvoorbeeld klei omzetten in een beeldje van een vogel of
een kameel en een schilder kan een wit canvas omtoveren tot een kleurrijk
schilderij, terwijl alle grondstoffen hiervoor van Allah afkomstig zijn. Dit
is het verschil tussen de schepping die toegekend wordt aan Allah en die
toegekend wordt aan de schepselen. Wij kunnen dan ook zeggen dat Allah één
is als het gaat om Zijn specifieke wijze van scheppen.
Ten tweede:
Wat tevens onderdeel is
van Tawhied ur-Roeboebiyyah is het één maken van Allah in Zijn heerschappij.
Allah alleen is dus de enige heerser, zoals Hij zegt:
“Gezegend
is Hij in Wiens Hand het Koninkrijk is en Die macht heeft over alle dingen.”
(Soerat al-Moelk: 1)En:
“Zeg:
,,Wie is het in Wiens Hand de heerschappij over alle dingen is en Die
beschermt doch tegen Wie er geen bescherming is, als gij het weet?”
(Soerat al-Moe’minoen:
88)
De Eigenaar die in het
bezit is van alle eigendommen en zonder enige beperkingen is dus Allah, de
Verhevene. Bij het toekennen van het bezit aan anderen is slechts sprake van
een afgeleide vorm van bezit. Zo bevestigt Allah dat anderen ook enig bezit
toekomt, zoals in Zijn Uitspraak:
“Of
in de huizen waarvan jullie de sleutel bezitten.”
(Soerat an-Noer: 61)
En:
“Behalve
met hun vrouwen of hetgeen dat onder hun bezit valt.”
(Soerat al-Moe’minoen:
6)
Zo zijn er nog meerdere
verzen die bevestigen dat anderen dan Allah ook over enig bezit kunnen
beschikken. Dit bezit is echter niet gelijk aan het bezit van Allah. Het
betreft hier namelijk een beperkte, begrensde vorm van bezit. Een niet
allesomvattend bezit. Zo kan het huis dat in eigendom behoort aan Zayd niet
aan cAmr behoren en kan het huis dat aan cAmr behoort
niet aan Zayd behoren. Dit eigendomsrecht is nog verder beperkt in de zin
dat de mens slechts datgene mag doen met zijn eigendom waarvoor Allah
toestemming heeft gegeven, vandaar dat de Profeet (vrede zij met hem) het
verkwisten van het bezit heeft verboden.
Ook zegt Allah:
“En
geeft niet degenen die zwakzinnig zijn jullie eigendommen, waarover Allah
jullie als toezichthouders heeft aangesteld.”
(Soerat an-Nisaa’: 5)
Dit levert bewijs voor
het feit dat het eigendomsrecht van de mens beperkt en begrensd is, in
tegenstelling tot het eigendomsrecht van Allah, dat een allesomvattende,
onbeperkte vorm van eigendom is. Allah doet namelijk wat Hij wil. Hij wordt
niet bevraagd over wat Hij doet, terwijl de rest wel bevraagd wordt.
Ten derde:
De derde zuil van de
zuilen van Tawhied ur-Roeboebiyyah is dat Allah één is wat betreft besturing.
Hij, de Verhevene, is het Die Zijn schepping bestuurt. Hij bestuurt de zaken
betreffende de Hemelen en de aarde, zoals Hij zegt:
“Aan
Hem behoort de schepping en het gebod. Gezegend is Allah, de Heer der
Werelden.”
(Soerat al-Acraaf: 54)
Dit bestuur is een
totalitair bestuur, niets valt hier buiten en niets is hiermee strijdig. Het
bestuursrecht dat sommige van Zijn schepselen toekomt, zoals het besturen
door de mens van zijn bezittingen, slaven, werkers enz. is een beperkte en
begrensde vorm van bestuur en is dus niet onbeperkt. Al met al kan het
bovenstaande als volgt samengevat worden: Tawhied ur-Roeboebiyyah is het één
maken van Allah wat betreft de Schepping, het Koningschap en het Bestuur.
Dit is wat Tawhied ur-Roeboebiyyah inhoudt.
Wat betreft de tweede
categorie van Tawheed:
Dit is Tawhied
ul-Oeloehiyyah: het erkennen van Allah’s Alleenrecht op aanbidding. In die
zin dat de mens naast Allah niemand aanstelt die hij aanbidt en tot wie hij
toenadering zoekt, zoals hij Allah aanbidt en toenadering tot Hem zoekt. In
deze categorie van Tawhied zijn de veelgodenaanbidders de fout ingegaan. En
omwille van deze categorie van Tawhied, tezamen met zijn verwanten Tawhied
ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat, werden de Boodschappers
gezonden met hun Boodschap. Een boodschap waarbij voornamelijk de nadruk
werd gelegd op Tawhied ul-Oeloehiyyah, wat inhoudt dat de mens geen van de
daden van aanbidding toekent aan een ander dan Allah, niet aan een nabije
engel, noch aan een gezonden Profeet, noch aan een vrome waliy, noch aan één
van de overige schepselen. Dit omdat de aanbidding slechts toekomt aan
Allah, de Verhevene. En wie in deze categorie van Tawhied tekortschiet is
een polytheïst en een ongelovige, ook al getuigt hij van Tawhied
ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat.
Zou een persoon dus
geloven dat Allah de Schepper, de Koning en de Bestuurder is van alle zaken
en dat Hem Zijn Namen en Eigenschappen toekomen, maar aanbidt hij naast
Allah anderen, dan zou het getuigen van Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied
ul-Asmaa’ was Sifaat hem niets baten. Stel dat een persoon volledig zou
getuigen van Tawhied ur-Roeboebiyyah en Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat, maar
gaat hij naar een graf om de bewoner daarvan te aanbidden of doet hij hem de
gelofte een offerdier te schenken om zodoende toenadering tot hem te zoeken,
dan is deze persoon een polytheïst en een ongelovige, die voor eeuwig in het
Hellevuur zal verblijven. Allah zegt:
“Voorwaar,
hij die Allah deelgenoten toekent: Allah heeft hem waarlijk het Paradijs
verboden. En zijn bestemming zal de Hel zijn. En voor de onrechtplegers zijn
er geen helpers.”
(Soerat al-Maa’idah: 72)
Verder is het
overduidelijk voor eenieder die het Boek van Allah heeft gelezen dat de
veelgodenaanbidders in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem)
bevestigden dat Allah alleen de Heer van de Schepping is. Hier twijfelden
zij niet aan. Maar vanwege het feit dat zij naast Hem anderen aanbaden,
werden zij als polytheïsten aangemerkt.
Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat
Wat betreft de derde
categorie van Tawhied, namelijk Tawhied ul-Asmaa’ was Sifaat. Dit houdt in
dat men de Namen en Eigenschappen aan Allah toekent die Hij aan Zichzelf
heeft toegekend, zonder verdraaiing, buitenwerkstelling, toekenning van een
hoedanigheid of gelijkstelling aan één van Zijn schepselen. Het is dus
verplicht te geloven in de Namen die Allah aan Zichzelf heeft toegekend en
in de Eigenschappen waarmee Hij Zichzelf beschrijft, letterlijk en niet
figuurlijk, zonder overigens hier een hoedanigheid aan toe te kennen of een
vergelijking te maken met één van Zijn schepselen. Het is deze categorie van
Tawhied waarin vele groeperingen behorende tot de volgelingen van de Qiblah
zijn afgedwaald, degenen die zich allen tot de Islam rekenen. Onder hen zijn
er echter enkelen die extreem zijn in het ontkennen van Namen en
Eigenschappen van Allah, in zo’n mate dat zij hierdoor buiten de Islam komen
te staan. Anderen daarentegen zijn gematigder en anderen zijn weer dichtbij
Ahl us-Soennah. De methodologie van de Salaf wat betreft deze categorie van
Tawhied is het bevestigen van de Namen en Eigenschappen die Allah Zichzelf
toekent, letterlijk, zonder verdraaiing , buitenwerkstelling, het toekennen
van hoedanigheid of het stellen van een gelijkenis aan één van Zijn
schepselen.
Bijvoorbeeld:
Allah noemt Zichzelf
al-Hayy (de Levende), al-Qayyoem (De Onderhouder). Wij dienen dus te geloven
dat al-Hayy één van de Namen is van Allah. Ook is het verplicht om ons te
vergewissen van de betekenis van deze Naam en de Eigenschap die hier bij
hoort, namelijk volledig leven dat niet voorafgegaan is door onbestaan en
niet gevolgd zal worden door teloorgang. Ook noemt Allah Zichzelf as-Samiec
(de Alhorende) en al-cAliem (de Alwetende). Wij dienen dan ook te
geloven dat as-Samiec één van de Namen van Allah is en dat de
Eigenschap van gehoor Hem toekomt en het feit dat Hij hoort een logisch
voortvloeisel is uit deze Naam en Eigenschap, want een horende zonder gehoor
is ondenkbaar.
Een ander voorbeeld:
Allah zegt:
“En
de Joden zeggen: ,,De Hand van Allah is gebonden.” Hun handen zijn gebonden
en zij zijn vervloekt voor hetgeen zij zeggen. Neen, Zijn beide Handen zijn
uitgestrekt, Hij schenkt zoals Hij wil.”
(Soerat al-Maa’idah: 64)
Allah
geeft dus te kennen dat Zijn beiden Handen uitgestrekt zijn. Hij bevestigt
dus dat Hij Zelf twee Handen heeft die gekenmerkt worden door
uitgestrektheid. Wij dienen dan ook te geloven dat Allah twee Handen heeft
die vrijgevig zijn en vele gunsten schenken. Het is echter niet toegestaan
voor ons om hier een voorstelling van te maken, niet met onze harten, noch
met onze inbeelding, noch met onze tongen. Ook is het ons niet toegestaan om
een hoedanigheid toe te kennen aan deze twee Handen. Ook dienen wij deze
Handen niet te vergelijken met die van één van Zijn schepselen. Dit omdat
Allah zegt:
“Niets
is aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.”
(Soerat ash-Shoeraa: 11)
En:
“Zeg:
"Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is
en wat er verbogen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en
dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft
neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten."
(Soerat al-Acraaf: 33)
Verder zegt Allah:
“En volgt niet
datgene waarvan jij geen kennis bezit. Voorwaar, het oor, oog en het hart –
al deze zullen worden ondervraagd.”
(Soerat al-Israa’: 36)
Wie dus de Handen van Allah vergelijkt met die
van Zijn schepselen heeft de volgende Woorden van Allah verloochend:
“Niets
is aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.”
(Soerat ash-Shoeraa: 11)
Tevens is hij dan ongehoorzaam aan Allah wat
betreft de volgende Uitspraak:
“Schrijf daarom
geen gelijken aan Allah toe.”
(Soerat an-Nahl: 74)
Wie aan deze Handen een hoedanigheid toekent
door te zeggen dat ze er op een specifieke wijze uitzien, ongeacht welke
hoedanigheid dan ook, heeft over Allah iets gezegd wat hij niet weet en iets
toegeschreven aan Allah waar hij geen kennis over heeft.
Sheich
Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien
|