Goddelijke Eigenschappen zijn letterlijk bedoeld

4590

Vraag:

Zijn de verzen die gaan over de Eigenschappen van Allah figuurlijk bedoeld of moeten wij deze letterlijk opvatten. Allah, de Verhevene, zegt bijvoorbeeld (interpretatie van de betekenis):

“De Hand van Allah bevindt zich boven hun handen.”

(Soerat al-Fath: 10)

Ook zegt Hij (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, jij bent dan onder (het Zicht van) Onze Ogen.”

(Soerat at-Toer: 48)

Worden hier werkelijk een Hand en Oog mee bedoeld of gaat het hier om beeldspraak waarbij een woord in een niet-letterlijke betekenis wordt gebruikt?

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

Een correcte geloofsovertuiging (ʿAqiedah) moet gebaseerd zijn op wat bevestigd is in de Koran en de Soennah, volgens het begrip van de vroegere generaties van deze Oemmah. Namelijk de metgezellen, Taabiʿien (de leerlingen van de metgezellen) en de voorname geleerden. Zij waren het unaniem eens dat de Eigenschappen van Allah die zijn vermeld in de Koran en de Soennah moeten worden bevestigd. Dit wordt gedaan zonder je af te vragen hoe Zijn Eigenschappen zijn of Hem te vergelijken met Zijn Schepping. En ook zonder één van Zijn Eigenschappen te ontkennen of ze op een manier te interpreteren die anders is dan de letterlijke betekenis (van de Eigenschap). Wij maken hierbij geen onderscheid tussen de Eigenschappen, onder welke categorie deze ook vallen. Elke Eigenschap van Allah die wordt genoemd in een authentieke tekst (d.w.z. een Koranvers of een authentieke overlevering van de Profeet – vrede zij met hem -) moet worden bevestigd en erkend.

De Koran en de Soennah zijn gekomen om de mensen kennis te laten maken met de Eigenschappen van hun God. Dit kan alleen worden gedaan door de woorden in hun letterlijke betekenis te nemen. Dit is (binnen de Arabische letterkunde) het basisprincipe met betrekking tot woorden en uitspraken.

De Profeet (vrede zij met hem) heeft de nobele Koran overgebracht in zowel woorden als betekenissen. Geen enkele letter is van hem overgeleverd die suggereert dat één van de Eigenschappen (van Allah) op een andere manier moeten worden geïnterpreteerd dan de letterlijke betekenis, of dat er niet de letterlijke betekenis wordt bedoeld. Of dat het de bedoeling zou zijn dat Hij wordt vergeleken met Zijn Schepping, of andere uitspraken die worden gebruikt door degenen die de Eigenschappen ontkennen of ze op een verkeerde wijze interpreteren. Dit valt onder het lasteren van de Koran en de Profeet (vrede zij met hem) die belast was met het overdragen en uitleggen (van de Koran en de Soennah).

Als iets van wat zij (d.w.z. degenen die zijn afgedwaald als het gaat om de Eigenschappen van Allah) hebben vermeld essentieel was, dan hadden de Koran en de Profeet (vrede zij met hem) het uitgelegd en niet verborgen gehouden. Hoe kan het anders, aangezien in authentieke overleveringen bewezen is dat deze Eigenschappen moeten worden bevestigd? En dat er andere Eigenschappen zijn vermeld in andere overleveringen zoals Zijn Neerdaling (naar de eerste hemel in de laatste derde deel van de nacht), Zijn Voet, Zijn Lach en Zijn Blijdschap. Deze overleveringen bevatten geen enkel woord dat voorstelt dat ze anders moeten worden begrepen dan de letterlijke betekenis. Noch heeft een metgezel problemen gehad met de werkelijke betekenis die eruit wordt begrepen.

Als er iets was in de letterlijke betekenis (van een Eigenschap) dat als een tekortkoming kan worden gezien of als een vergelijking met de schepping – en het is onmogelijk dat er zoiets in de Koran of Soennah is – dan had de onfeilbare Profeet (vrede zij met hem) het laten zien en opgemerkt. De mensen van verstand en diep inzicht uit die tijd zouden ernaar hebben gevraagd. Zij waren immers gretiger in het bereiken van het goede en het eraan houden.

Toen innovaties verschenen en er mensen kwamen die van mening waren dat deze Eigenschappen niet letterlijk maar figuurlijk moeten worden opgevat – zoals de Djahmiyyah, Moeʿtazilah en degenen die hun dwaling volgden – reageerden de vrome voorgangers en de grote imams door te zeggen dat deze Eigenschappen letterlijk moeten worden begrepen en niet figuurlijk. Hun uitspraken over deze kwestie zijn bekend en we zullen een aantal van hun uitspraken hieronder weergeven:

1.     Imam ʿOethmaan ibn Saʿied ad-Daarimie (gestorven in 280 na de Hidjrah. Moge Allah hem genadig zijn) zei: “We kennen het concept van metaforen in de taal van de Arabieren die jullie hebben genomen en gebruikt om de onwetenden te verwarren en te misleiden. Middels dit concept hebben jullie de werkelijkheid van de Eigenschappen van Allah ontkend met als reden dat ze figuurlijk zijn (bedoeld). Maar wij zeggen dat het fout is om de minst voorkomende stijl (d.w.z. uitgaan van de figuurlijke betekenis) in de Arabische grammatica te laten domineren over de meest voorkomende stijl (d.w.z. uitgaan de letterlijke betekenis). Wij moeten de uitspraken van de Arabieren begrijpen op basis van de meest voorkomende stijl, tenzij jullie bewijs kunnen geven dat wat hier wordt bedoeld de minst voorkomende stijl is. Dit is de meest rechtvaardige benadering. En het is niet juist om de bekende Eigenschappen van Allah te verdraaien met als reden dat deze figuurlijk zijn bedoeld, terwijl deze letterlijk worden opgevat door de mensen van gezond verstand.”

(Naqd ur-Daarimie ʿala Bishr il-Mirriesie, boekdeel 2, blz. 755)

2.     Imam Aboe Djaʿfar Mohammed ibn Djarier at-Tabarie (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Als iemand vraagt: “Wat is de juiste benadering met betrekking tot de betekenissen van deze Eigenschappen die je hebt genoemd en waarvan sommige in het Boek en Openbaring van Allah, de Verhevene, zijn vermeld en sommige door de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)?” Ons antwoord is dan: “Ons inziens is de juiste benadering het bevestigen van de letterlijke betekenissen zonder dat Hij wordt vergeleken met Zijn Schepping, zoals Allah over Zichzelf in de Koran zei (interpretatie van de betekenis):

“Niets is aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.”

(Soerat ash-Shoera: 11)

Wij bevestigen dus alle betekenissen (van de Eigenschappen) volgens hun letterlijke betekenis waarvan ze zijn vermeld in de overleveringen, de Koran en de Openbaring. Wij verwerpen elke gelijkenis van Hem met Zijn Schepping. Vandaar dat wij zeggen dat Hij, de Verhevene, alle geluiden hoort maar niet middels een gat in een oor of middels een fysiek ledemaat zoals de ledematen van de mens. Zo ook ziet Hij alle mensen met een Zicht Dat niet gelijk is aan het zicht van de mens die met een fysiek zintuig zien. Hij heeft twee Handen, een Rechterhand en Vingers, die niet zijn zoals fysieke ledematen. Zijn beide Handen zijn wijd uitgestrekt in het schenken van gunsten aan Zijn Schepping en zij houden het goede niet achter. Hij heeft een Gezicht dat niet is als de fysieke gezichten van de uit vlees en bloed geschapen mensen. Wij zeggen dat Hij glimlacht naar wie Hij wil van Zijn Schepping, maar zeggen niet dat dit (een glimlach) is waarbij de tanden worden getoond (zoals bij een menselijke glimlach). Hij daalt elke nacht neer naar de laagste hemel.”

(Tabsier fie Maʿaalim id-Dien, blz. 141-145)

3.     Imam Aboe Ahmad Moehammad ibn cAliy ibn Moehammad al-Kardjie die bekend staat als al-Qassaab, schreef een brief over de geloofsovertuigingen van de Qaadiriy voor Khalief al-Qaadir bi Amrillaah in 433 na de Hidjrah. Deze was getekend door de geleerden van die tijd om de inhoud ervan te bevestigen en werd naar verschillende regio’s gestuurd. Het vermeldt: “Allah wordt niet beschreven behalve zoals Hij Zichzelf of de Profeet Hem heeft beschreven. Elk Eigenschap die Hij Zichzelf heeft toegekend of die de Profeet (vrede zij met hem) aan Hem heeft toegekend, is een werkelijke Eigenschap en niet figuurlijk (bedoeld). Als het figuurlijk zou zijn, dan was het noodzakelijk om het op een andere manier uit te leggen dan de letterlijke betekenis. Dus zou er worden gezegd: “Wat er wordt bedoeld met het Zicht (van Allah) is dit en dit. En wat er wordt bedoeld met het Gehoor is dit en dit, en ga zo verder. Het zou worden uitgelegd op een manier die anders is dan iemand zou begrijpen uit de letterlijke betekenis. Aangezien de benadering van de vrome voorgangers (Salaf) het bevestigen van de Eigenschappen is zonder de betekenissen te verdraaien, bewijst dit dat ze niet figuurlijk moeten worden opgevat; integendeel, het zijn vaststaande feiten.”

(Uit al-Moentadham van Ibn ul-Djawzie waarin hij spreekt over de gebeurtenissen die plaatsvonden in het jaar 433 H.
Siyar Aʿlaam un-Noebalaa’, boekdeel 16, blz. 213)

4.     Imam al-Haafidh ʿAbdoellaah Moehammad ibn Ishaaq ibn Mandah (moge Alla hem genadig zijn) zei ter bevestiging van de twee Handen van Allah als een van Zijn Eigenschappen: “Hoofdstuk over het vers waarin Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):

“Hij (Allah) zei: “O Iblies (satan), wat hield jou tegen om neer te knielen voor datgene dat Ik met Mijn beide Handen heb geschapen?”

(Soerat Saad: 75)

En hij voerde ook bewijzen aan vanuit de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) waaruit blijkt dat Allah Adam met twee echte Handen heeft geschapen.

(ar-Raddoe calal-Djahmiyyah, blz. 68)

5.     Imam (Haafidh ul-Maghrib) Aboe ʿOemar Yoesoef ibnoe ʿAbdillaah ibnoe ʿAbdil-Barr al-Andaloesie al-Qoertoebie al-Maalikie (moge Allah hem genadig zijn) zei: “In principe dienen woorden op een letterlijke wijze te worden begrepen, tenzij de Oemmah unaniem overeenstemt dat iets figuurlijk wordt bedoeld. Anders is er geen andere weg dan te volgen wat van onze Heer is neergedaald op basis van dit principe. Wij dienen de Woorden van Allah, de Verhevene, te begrijpen op basis van de meest zichtbare en duidelijke betekenis, tenzij er een sterke reden is om anders te doen. Als het te rechtvaardigen was voor iedereen om zomaar te claimen dat iets figuurlijk is, dan zou geen enkele uitspraak stand houden. En Allah, Verheven is Hij, spreekt tot de Arabieren slechts met datgene wat als gewoon en correct wordt gezien binnen hun spreektaal. Al-Istiwaa’ (d.w.z. dat Allah boven Zijn Troon is) is bekend in het Arabisch en wordt goed begrepen. Het betekent; het Zich verheffen boven iets.

 

Hij zei verder dat er consensus is onder (de geleerden van) Ahl us-Soennah met betrekking tot deze kwestie: “Ahl us-Soennah zijn het unaniem eens dat alle Eigenschappen (van Allah) die zijn vermeld in de Koran en Soennah moeten worden bevestigd en wij moeten erin geloven en ze begrijpen op een werkelijke wijze, en niet figuurlijk. Maar zij geven hieraan geen hoedanigheid. De volgers van innovaties daarentegen zoals de Djahmiyyah, de Moeʿtazilah en de Khawaaridj, ontkennen allemaal de Eigenschappen van Allah en vatten deze niet letterlijk op. Zij beweren dat degene die ze erkent en bevestigt, Allah vergelijkt met Zijn Schepping. En aan de andere kant worden zij gezien door degenen die de Eigenschappen bevestigen als ontkenners de Aanbedene (Allah). En de waarheid ligt bij degenen die hun begrip baseren op de Woorden van het Boek van Allah en de Soennah van Zijn Boodschapper. En zij zijn de imams van (Ahl us-Soennah wa) al-Djamaaʿah en alle lof zij Allah.”

 

(at-Tamhied, boekdeel 7, blz. 131, 145)

6.     Imam al-Haafidh adh-Dhahabie zei nadat hij de eerdergenoemde woorden van al-Qassaab citeerde: “Aangezien Allah werkelijk bestaat en geen metafoor is, kunnen ook Zijn Eigenschappen niet metaforisch zijn. De Eigenschappen zijn namelijk volgend aan de Bezitter van deze Eigenschappen. Aangezien niets gelijkenissen met Hem vertoont of gelijk aan Hem is, kan ook niets vergeleken worden met Zijn Eigenschappen.”

Ook zei hij als reactie op de voorgenoemde woorden van Ibnoe ʿAbdil-Barr: “Bij Allah, hij heeft de waarheid gesproken. Het interpreteren van alle Eigenschappen van Allah anders dan hun letterlijke betekenis, zal onvermijdelijk leiden tot het ontkennen van de Heer en Hem vergelijken met iets dat niet bestaat. Het is overgeleverd van Hammaad ibn Zayd dat hij zei: “De gelijkenis van de Djahmiyyah (ontkenners van de Eigenschappen van Allah) is als die van mensen die zeggen: “Op ons land is er een palmboom.” Er werd gezegd: “Heeft het bladeren?” Zij zeiden: “Nee.” Er werd gezegd: “Heeft het takken?” Zij zeiden: “Nee.” Er werd gezegd: “Heeft het trossen van dadels?” Zij zeiden: “Nee.” Er werd gezegd: “Heeft het een stam?” Zij zeiden: “Nee.” Toen werd er tegen hen gezegd: “Dan hebben jullie geen palmboom op jullie land!”

(Al-ʿOeloew, blz. 239, 250)

Dus uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat de twee Eigenschappen die in de vraag werden genoemd letterlijk opgevat dienen te worden. Dit was ook de werkwijze van de grote Imams van de vroegere en latere generaties. Zij haalden juist deze verzen aan om de Hand en Ogen als Eigenschap van Allah te bevestigen. Zij legden de verzen uit en hielden rekening met de context daarvan, maar zonder de daarin genoemde Eigenschap te ontkennen of te verdraaien.

En Allah weet het het best.