Vraag:
In vele verzen lezen wij dat Allah het hart en zicht van de ongelovigen bedekt en verzegelt. Daarnaast sluit Hij hun gehoor af en verblindt Hij hen voor de Waarheid. Wij weten echter dat Allah niemand tot ongeloof dwingt. Hoe kunnen wij dit in overeenstemming met elkaar brengen?
Antwoord:
Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Boodschapper, diens familie en metgezellen.
Sheich ash-Shanqietie, moge Allah welgenadig zijn met hem, zegt hierover:
Allah de Verhevene heeft in vele verzen te kennen gegeven dat Hij allerlei obstakels plaatst op de harten, het gehoor en het zicht van de ongelovigen, zoals het verzegelen, bedekken en bedelven. Dit is echter altijd slechts het gevolg van hun vrijwillige ongeloof en verloochening van de Boodschap. Hierna heeft Allah hun harten laten dwalen door deze te verzegelen en te bedekken. Wat hierop duidt zijn de Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):
“En wegens hun uitspraak: ,,Onze harten worden bedekt”, heeft Allah hun harten vergrendeld vanwege hun ongeloof.”
(Soerat an-Nisaa’: 155)
Ook zegt Allah (interpretatie van de betekenis):
“Toen zij dwaling verkozen, liet Allah hun harten dwalen.”
(Soerat as-Saaf:5)
Dit is een zeer duidelijk bewijs dat de reden voor het laten dwalen van hun harten ligt in hun eigen vrijwillige afdwaling. Soortgelijk zijn de volgende Woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):
“Dit is omdat zij geloofden en daarna ongelovig werden, waarna hun harten verzegeld werden, zodat zij niet begrijpen.”
(Soerat al-Moenaafiqoen: 3)
“In hun harten is een ziekte (huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren en voor hen is er een pijnlijke Bestraffing vanwege wat zij plachten te ontkennen.”
(Soerat al-Baqarah: 10)
“En wij zullen hun harten en blikken omkeren, omdat zij er de eerste maal al niet in geloofden en Wij laten hen in hun dwaling rusteloos rondgaan.”
(Soerat al-Ancaam: 110)
Uit bovenstaande verzen kunnen wij dus concluderen dat het verzegelen van de harten slechts een gevolg is van hun eigen ongeloof.
Sheich Mohammed Saalih al-Moenadjid