De betekenis van Taaghoet

9657

Vraag:

Wordt met de term Taaghoet objecten bedoeld die niet de mensen oproepen om aanbeden te worden? Zoals bijvoorbeeld de zon, bomen, afgodsbeelden en stenen? En worden vrome moslims, zoals Imam ash-Shaaficie, ook Taaghoet genoemd als mensen hen aanbidden bij hun graven?

Antwoord:

Alle lof zij Allah.

Niet alles dat naast Allah aanbeden wordt, kan worden beschouwd als Taaghoet. De meest correcte mening van de geleerden over de betekenis van het woord Taaghoet is die van Ibn Djarier at-Tabaarie die in zijn Tafsier zei: “De meest correcte mening betreffende Taaghoet, naar mijn inzicht, is dat het verwijst naar iedereen die zichzelf een positie toe-eigent die alleen bij Allah past. En zo wordt diegene aanbeden in plaats van Allah. (Dit gebeurt) ofwel door anderen te forceren om hem te aanbidden of door de bereidheid van anderen om hem te aanbidden. Degene die zodoende wordt aanbeden kan een mens zijn, een Shaytaan (duivel), een idool, een standbeeld of een ander wezen.”

(Tafsier at-Tabaarie, boekdeel 3, blz. 21)

Ook zei hij dat de oorsprong van het woord Taaghoet inhoudt dat je jezelf op een hogere positie plaatst en over de schreef gaat.

De Profeten, geleerden, rechtschapenen en de Aawliyaa’ (geliefden van Allah) hebben de mensen niet gedwongen om hen te aanbidden of hen hierin te gehoorzamen. Integendeel, zij gaven de strengste waarschuwingen hiertegen.

Het doel achter het zenden van Boodschappers door Allah naar de mensheid, was om ze uit te nodigen naar het geloven in de Eenheid van Allah (Tawhied) en ongelovig te zijn in andere goden die naast Allah worden aanbeden. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei): “Aanbid Allah (alleen) en houd afstand van de Taaghoet.”

(Soerat an-Nahl: 36)

En Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En (gedenk) toen Allah zei: “O cIesa (Jezus), zoon van Maryam, heb jij tegen de mensen gezegd: “Neem mij en mijn moeder tot twee goden naast Allah?” Hij (cIesa) zei: “Heilig bent U! Nooit zou ik kunnen zeggen waarop ik geen recht heb. Indien ik dat gezegd had, zou U dat zeker hebben geweten. U weet wat er in mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw Ziel is. Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene. Ik heb hun niet anders gezegd dan U mij heeft geboden te zeggen: “Aanbid Allah, mijn Heer en jullie Heer.” En ik was getuige van hen zolang ik onder hen was, en toen U mij tot U nam was U de Waker over hen en U bent Getuige van alle zaken.”

(Soerat al-Maa’idah: 116-117)

Als mensen naast Allah ook profeten of geleerden aanbidden, dan moeten we niet het woord Taaghoet gebruiken als zij het onderwerp van aanbidding zijn.

Als mensen overdrijven over ash-Shaaficie of andere geleerden (moge Allah hen genadig zijn) en bij hen hulp zoeken in plaats van bij Allah of hun graven aanbidden, dan rust er geen zonde op deze geleerden. De last van de zonden wordt juist gedragen door degene die deelgenoten aan Allah toekent (Shirk). Hetzelfde geldt voor de christenen die cIesa (Jezus) naast Allah aanbidden. cIesa (vrede zij met hem) zal geen enkele last van hun zonden dragen.

Een korte definitie van Taaghoet is: Ieder die naast Allah aanbeden wordt en dit accepteert. Het is welbekend dat cIesa (vrede zij met hem), andere Profeten en ook Imam ash-Shaaficie en geleerden die in de Eenheid van Allah (Tawhied) geloven, nooit zullen accepteren dat ze naast Allah aanbeden worden. Sterker nog, zij verboden dit en verkondigden de Boodschap van Tawhied. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En (gedenk) toen Allah zei: “O cIesa (Jezus), zoon van Maryam, heb jij tegen de mensen gezegd: “Neem mij en mijn moeder tot twee goden naast Allah?” Hij (cIesa) zei: “Heilig bent U! Nooit zou ik kunnen zeggen waarop ik geen recht heb. Indien ik dat gezegd had, zou U dat zeker hebben geweten. U weet wat er in mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw Ziel is. Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene. Ik heb hun niet anders gezegd dan U mij heeft geboden te zeggen: “Aanbid Allah, mijn Heer en jullie Heer.” En ik was getuige van hen zolang ik onder hen was, en toen U mij tot U nam was U de Waker over hen en U bent Getuige van alle zaken.”

(Soerat al-Maa’idah: 116-117)

En Allah weet het het beste.

Islamqa.com
Sheikh Mohammed Saalih al-Moenadjid